10
ter beschikking krijgen van
het rijdend transport en hijs
materiaal nu op gang begon
te komen.
Wij hebben Jan Vuyk, bij ve
le publiciteitsmensen bekend
daar in Peking leren kennen
als een man die van aanpak
ken wist, op diplomatieke
wijze een goede relatie op
bouwde met de Chinezen,
die niet gauw voor het blok
zat en op tijd de dorstige Ne
derlanders van een goed
glas Nederlands bier voor
zag.
Uit ervaring weet ik, dat hoe
goed en accuraat een ten
toonstelling ook voorbereid
is, er altijd onvoorziene pro
blemen opduiken.
Omdat ons gereedschap in
een nog niet binnengebrach
te compressorkist zat, kon
den wij slechts onze jassen
uittrekken, de mouwen op
rollen, enkele schroevedraai-
ers van onze buren, (de Phi
lips vertegenwoordigers) le
nen en ons bepalen tot het
verwijderen van de honder
den schroeven en spijkers,
waarmee de R.S.V.-kisten
waren dichtgemaakt. Ik heb
me toen wel eens - met bia-
Chinees restaurant
ren in mijn handen - afge
vraagd of er binnen het
R.S.V. concern een schroe-
venfabriek was, die haar
oude of overtollige voorra
den op deze manier pro
beerde weg te werken.
Het was tijdens deze werk
zaamheden dat ik Tsjoen ont
moette. Een korte, gedron
gen Chinees van omstreeks
40 jaar, sterk als een beer,
die met een katachtige
sprong op een hoge com
pressorkist naast mij terecht
kwam. Met zijn pretogen van
onder een blauwe pet keek
hij mij grijnzend aan, daarbij
een donkerbruin gebit ont
blotend. Hij gaf mij een "ste
vige" hand, die ik 5 minuten
later nog voelde, wees op
zichzelf en op een schroeve-
draaier, mij beduidend dat
hij mij wilde helpen.
"Tsjoen"! zei hij met een
hese stem. "John" zei ik
lachend. Hij bemerkte de
overeenkomst en begon op
nieuw te grijnzen.
Ik heb vele harde werkers in
mijn leven meegemaakt, doch
deze Tsjoen was een machi
ne en nog een gezellige vent
ook, waardoor automatisch
de taalbarrière wegviel. La
ter in mijn verhaal kom ik
nog op deze prachtkerel te
rug, die gedurende de weken
die wij in Peking waren een
goede vriend van ons is ge
worden.
Het doordringende geluid
van een bel kondigde het
lunchuur van de Chinezen
aan. Dit geluid viel samen
met het lawaai van "op-de-
plaats-waar-men-stond" laten
vallen van de gereedschap
pen door onze Chinese vrien
den en het zich begeven
naar de plaats waar grote
koppen bloesemthee, bijzon
der goed van smaak, stonden
te wachten. De volgende zes
kwartier zou er niet meer
worden gewerkt. Een reden
voor ons om terug te gaan
naar het hotel, ons te was
sen, te eten en een plan de
campagne te maken voor de
middag, die voor ons lag.
Gebouw 3 van het Friendship
hotel, waar ik de vorige keer
over sprak, had verschillen
de eetzalen, waarvan er één
was gereserveerd voor de
aanwezige Nederlanders en
de andere 200 die zouden
volgen.
Een zaal, voorzien van grote
ronde tafels met witte tafel
lakens en lage, grote stoe
len, zodat, wanneer je er op
plaats nam, je je erg klein
voelde. Het bedienend per
soneel bestond uit vrolijk
lachende, doch verlegen Chi
nese meisjes van ongeveer
18 a 19 jaar oud, met staar
tjes en gekleed in witte jas
jes en donkerblauwe gewat
teerde broeken.
Terwijl wij als eersten het
restaurant binnenkwamen,
stoven zij uit elkaar, namen
de plaats in bij hun tafel en
voorzagen ons van de menu
kaart. Op de kaart was zo
wel een Europees als een
Chinees menu opgenomen
en we zouden geen Neder
landers zijn geweest als we
geen "Chinees" hadden "ge
pakt". Het was per slot van
rekening onze eerste warme
maaltijd in dat land.
Bij het bestellen vierde de
taalbarrière hoogtij. De meis
jes spraken geen woord En
gels, maar als Nederlander
ben je niet zo gauw voor één
gat gevangen en met vele
gebaren en aanwijzingen
kwamen we er uit en hoop
te maar, dat ze het hadden
begrepen.
Verrassingen met eten kun
nen vaak een prettige ge
beurtenis zijn. Dus wachtten
we nieuwsgierig af.
Het was op dat moment dat
ik op een van de tafels een
kleine witte kruik met rood
etiket en Chinese letterte
kens ontdekte en aan de
De hoofdingang van het tentoonstellingsgebouw