4 gebleken, dat het rendement, energie-verbruik enzovoort gunstiger liggen bij het om zeilen van de depressie, hoe wel er dan een langere weg wordt afgelegd. Precies een der als in de luchtvaart. Het KNMI doet al veel aan dit soort onderzoek. Die weten schap zou voor een maritiem ingenieur onmisbaar zijn. Ik zei al: bij de opleidingen zou men als student aan de T.H. (Technische Hoge school) na drie jaar een eigen richting moeten kunnen uit gaan, uiteraard binnen het raam van de acht vakken. De twee laatste jaren voor de volledige ontplooiing van de student, om zijn flexibiliteit te stimuleren. Een enkeling zal zich dan op wetenschappelijk gebied gaan specialiseren. Diens flexibiliteit zal dan af nemen. Dat is zijn te „beta len" tol: er staat veel waar devols tegenover. Als laatste van de door u ge noemde belangrijkste facet ten: de research in de labo ratoria. Daar wordt al veel aan gedaan? Daarbij zijn eigenlijk drie fa sen aan de orde. Ten eerste: de verschijnselkunde of feno menologie. Er doet zich een verschijnsel voor, een feno meen. Als bij een ziekte wordt de diagnose gesteld. Daardoor geraakt men tot een onderzoek. Ten tweede: onderzoek van de ziekte volgt door de verschijnselen te bestuderen. Dat is theore tisch werk. Daar los je de zaak nooit helemaal mee op. Met die theorie bedoel ik. Ten derde: het experiment. Dit door middel van een schaalmodel, waarin je de werkelijkheid zo optimaal mogelijk tracht te benaderen. Nu zijn die drie fasen de laatste vijf jaar als het ware constant in oorlog om het overwicht te verkrijgen. Zij vormen een soort symbiose, kunnen niet buiten elkaar. Er vindt een verschuiving plaats. Mede door het werk van de computer. Door de laatste komen wij aan dingen toe, waarover wij anders nooit hadden kunnen piekeron. Daarnaast zijn de meettech nieken 'San boord van sche pen enorm verbeterd. Er kun nen nu in werkelijkheid proe ven worden genomen, maar die geven altijd een doorsnee van een bepaald moment in een bepaalde situatie en zijn derhalve niet reproduceer baar. In feite leveren zij dus een laag rendement op. Op het terrein van de labora toria denk ik evenzeer aan schaalvergroting. In de toe komst heb je niet zo zeer méér laboratoria nodig, maar wel laboratoria met grotere computers. Grotere laborato ria ook, waaraan hogere eisen zullen worden gesteld in verband met de verweten schappelijking van de scheepsbouw. Dan denk ik ook aan samenwerking met „aanrakende" laboratoria op bepaalde gebieden. Waar spitsen de onderzoeken zich in grote lijnen op toe? Er zijn er natuurlijk talloze. Maar om de gedachten te bepalen: de Scandinavische werven laten nogal wat research verrichten met be trekking tot de hydrodynami ca. Op dat gebied kan nog veel aan rendement worden gewonnen. Tevens verdient het cavitatie en trillingsonderzoek veel aandacht. En eindelijk na een jaar of twintig zijn nu straal- schroefbuizen voor grote tan kers gebouwd. De grootste ter wereld. Wilton-Fijenoord bouwde ze. Al veel eerder hadden wij met een Neder landse reder en WF zulke buizen willen introduceren. Het is niet doorgegaan. Oor zaak? Kat - uit - de - boom - kijkerij. Dan worden er op uw labora torium ook proeven genomen met elkaar overlappende dub- belschroeven. Dat is wel aardig om te ver tellen. Heel lang geleden be gonnen wij daar mee. Een voudig gesteld komt het hier op neer: een schip vaart en staat daardoor energie af aan het water. Er ontstaan werve lingen. Dit heeft rendements- verlies tot gevolg. Als je nu die energie van die wervelin gen weer op de een of an dere manier zoudt kunnen „oppikken", betekent dat een besparing. Wij zijn toen uit gegaan van dubbelschroeven, die elkaar vertikaal overlap pen. Dat „oppikken" van be trokken energie lukte wel, maar de te gebruiken schroe- Stimuleren van de flexibiliteit... bouw in verband met de machinekamer. Dit is geen werk voor een pure werktuig bouwer meer. Scheepsma- chinebouw als een apart hoofdstuk in het kader van de opleiding voor maritiem ingenieur dus. Die opleidingen liggen ook in de sfeer van het vooruit den ken? Het heeft ermee te maken. Neem nu bijvoorbeeld die grote twaalfcilinder diesel motoren. Moeten wij, als in genieur, ons niet schamen voor zulke wangedrochten. Zou de hydrauliek al niet zo ver gevorderd zijn, dat de energie opgewekt door lichte hoogtoerige machines ge transporteerd kan worden naar de laagtoerige schroef? Een duidelijke verweten schappelijking inzake de scheepsmachinebouw is hier broodnodig. De ladingbehandeling en overslag vragen om veel studie. Dat betekent ontwerp methoden van overslag, de middelen voor overslag, waardoor de kangoeroesche pen bijvoorbeeld zijn ont staan en ook de duwvaart. Men moet de verkeersknoop punten diepgaand analyseren en een hele transportfilosofie opbouwen. Daarna kan men pas gaan bepalen met welk type schip men wil gaan varen, waarbij uiteraard nauwlettend de marktontwik kelingen moeten worden ge volgd. Het is gewoon een brok marketing, dat dan een rol speelt. Daardoor kan men bepalen: ik heb een vloot van zoveel schepen, gedu rende die en die tijd op die en die route nodig. Dat dwingt eenvoudig om vooruit te denken. Dan hoort bij de opleidingen het hoofdstuk navigatie. Of die nu geschiedt door de ka pitein of de machinist: om het even. In de toekomst zou dat wel eens een soort in genieur kunnen zijn. Bij die navigatie speelt de weers gesteldheid een hoofdrol. Een schip moet van A naar B en gaat meestal dwars door een slechtweergebied. In bepaalde gevallen is reeds

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1976 | | pagina 6