Punt 1: veiligheid
12
het gerepareerde wiel niet ingeblikt
gaat. Als die verfjongens van
bijvoorbeeld Junius en Atlas
uit dok komen met door verf
bevuilde en bevette gezich
ten, kunnen zij geen piraatje
opsteken. Nou, dan heb ik
m'n snoepies. Zelf eet ik ze
niet. Ik rook liever m'n shag.
Maar die jongens van Junius
vragen zelf om m'n snoepies.
En als ze in hun bestelwagen
voorbij rijden roepen ze snoe-
pie naar me. Hardstikke leuk.
Maar ondertussen heb ik
goede contacten en weet ik
wat er op verfgebied loos is.
Ik moet op de hoogte zijn,
want m'n administratie moet
kloppen voor de douane, tot
op de liter. Er komt eige-
naarsverf uit het buitenland
binnen. Wat voor het verven
van het schip wordt gebruikt,
moet tot op de liter nauw
keurig zijn. Het overblijvende
moet worden verantwoord.
Daar heeft de douane ook
wat in te zeggen, ook wel de
expeditie, het magazijn en ik
zelf in verband met eventue
le passeerbonnen. De douane
hier op de werf vertrouwt me.
Dat is een goede zaak. Want
je moet het goed in de gaten
houden, anders is er wel een
of and.ere snurker, die een bus
of zoiets kan gebruiken. An
derzijds kan er in dok wel
eens zo'n blik omvallen. Dan
klopt de administratie niet.
Ik moet het dan in orde ma
ken, soms met de sectie van
de douane in Vlaardingen,
soms hier op de werf".
Boekjes
Hij tovert uit zijn kast aller
hande boekjes met indruk
wekkende stempels van de
douane. "En hier, hier een
aparte administratie van jaar
lijks door WF verspoten verf
in verband met milieuzaken.
En dan nog dat gereken. Bij
de douane moet ik liters op
geven. Bij WF werken we
met kilo's. Die omrekenen in
liters valt niet altijd mee. Het
soortelijke gewicht van de di
verse verfsoorten is niet het
zelfde, vandaar. Maar je krijgt
er routine in. Ik vind het heer
lijk: een baantje in je eentje,
eigen verantwoording en
geen piskousen achter je. Het
bevalt me. Laat mij m'n gang
maar gaan".
De administratie komt niet zo
naar voren. Die kar wel. Die
loopt levensgroot in de ga
ten. Als je hem ziet gaan,
denk je: wat heb ik nu aan
m'n kar hamgen! Kranendonk
vertelt er wat van. "Maar pik
hem niet van me af. Ik ben
eraan gehecht. Ze doen wel
een bod op hem: ze kunnen
de wielen goed gebruiken,
voor hun tuin. Soms doen ze
zelfs geen bod Daarom
die sloten. Tijdens m'n va
kantie had iemand er niet
goed op gepast. Mooi één
van de wielen naar de knop
pen kijk maar. De houten
scheepmakers hebben het
wiel gelukkig weer opge
knapt. Die kar is trouwens
een erfstuk van m'n voorgan
ger. Het onderstel haalde hij
indertijd weg op Overmaas.
Bij W.F. maakten ze de bak
erop".
Verf
De functie van de kar is nog
steeds niet duidelijk. Kranen
donk komt echter ter zake.
"De lege verfblikken uit de
dokken werden vroeger ver
kocht. Nu zijn ze niets meer
waard. Die breng ik met deze
wagen naar de afvalschuit.
Soms 150 blikken in één
vracht. Je moet ze wel goed
stuwen, anders dompt die
kar, kun je weer van vorenaf-
aan beginnen. Zie je daar die
volle blikken staan. Ik maak
er stouwtjes van, keurig met
hun gezichies naar voren, in
het gelid. Ik tel ze, ik weet
hoeveel het er zijn. Mij ma
ken ze niets wijs. Ik moet
geen gedonder met de doua
ne".
Ja maar die kar. "Nu het zit
zo, ik gebruik hem alleen
voor de lege blikken. Ik wil
geen mechanische behande
ling, geen Lister of zo. Want
die is hoger en ik zet altijd
een aantal inelkaar gescho
ven blikken tegelijk op de
wagen. Die is lekker laag:
hoef ik niet zo te tillen. Bo
vendien loop ik vanwege de
administratie en andere be
slommeringen niet altijd ach
ter m'n kar. Die kar kost WF
geen cent, noch tijdens rij
den, noch tijdens stilstaan.
Nu, een mechanische kar be
tekent een investering, die
dan lange tijden renteloos
staat".
Zuinig
Kranendonk is zuinig, hij
houdt van zijn kar, zijn werk,
het bedrijf. Waarom moeilijk
doen als het makkelijk kan?
De wielen met geverfde spa
ken draaien tevreden hun
rondjes: kwiek voortgedreven
door de vlijt van een mense
lijke energiebron, die zijn hart
eigenlijk een beetje in de kar
heeft gelegd. En trouwens
weinig reparatie: "In die ze
ven jaar op de werf hier heb
ik maar vijf verletdagen
Uit het dagboek van de
veiligheidsinspectie
Telkens weer blijkt, dat een
aantal van onze medewerkers
nog niet voldoende rekening
houdt met het feit dat ook zij
veilig moeten werken om let
sel te voorkomen.
Heel wat mensen leven nog
steeds in de veronderstelling
dat hun geen ongeval kan
overkomen, totdat deze illu
sie in scherven valt. Maar
dan is het te laat. Wij men
sen zijn niet zonder tekort
komingen, maar wij kunnen
wel ons gezond verstand ge
bruiken bij de aanpak van
ons werk.
Maar leest u eerst eens de
volgende ongevallen:
1. Staande op een verhoging
om een werkstuk te con
troleren, viel de verhoging
om en getroffene viel naar
beneden. Zijn er in de af
deling geen goede trapjes
of ladders? Dan moet u
er met uw baas over pra
ten.
Kneuzing van de linker
voet was het resultaat.
2. Bij het plamuren van een
werkstuk, staande op een