"Bij een marathon ga je tot aan de grens
van je vermogen"
17
De heer A. de Jong:
"Zo'n jaar of tien geleden ben ik
eigenlijk pas serieus met hard
lopen begonnen. Aanvankelijk
deed ik wat aan beweging door
zo af en toe met mijn oudste
zoon een balletje te trappen.
Gewoon een beetje conditie
proberen te krijgen. Je kent dat
wel, in het begin doet alles je
zeer, je spieren en je borst. Te
genwoordig noemen ze dat
"jogging". Trimmen is al een fa
se verder, hoewel ook hierbij het
lekker ontspannen voorop
staat. Atletiek is veel meer
prestatiegericht en vereist re
gelmatige sportbeoefening".
Aan het woord is de heer A. de
Jong, buitenbankwerkersbaas
bij WF, en in zijn vrije tijd een
verwoed marathonloper. Nu is
er toch al slechts een select
groepje dapperen in Nederland
dat dit beulswerk aandurft,
maar als je binnenkort 50 jaar
wordt en nog steeds het 42 kilo
meter lange traject binnen de
drie uur kunt afleggen, is dat
zeer zeker een prestatie die er
zijn mag. Reden daarom om
eens een praatje te gaan maken
met hem over deze sport, die -
ondanks de geweldige presta
ties, die geleverd worden - in de
media doorgaans vrij weinig
aandacht krijgt.
"Regelmatig en gericht trainen"
is volgens de heer De Jong
waar het bij het marathonlopen
om gaat. Zelf traint hij zo'n vijf
keer in de week een uur tot 90
minuten. In weer en wind. "Ja
kijk eens, met regen kun je na
tuurlijk geen rekening gaan
houden". Vlak voor een mara
thon wordt het trainingsschema
opgevoerd tot zes a zeven keer.
Gemiddeld legt hij dan weke
lijks 125 kilometer af.
Tijd
Het trainen doet hij heel be-
wust. Tijdens het gesprek ko
men er enkele schriften op tafel,
waarin dagelijks de trainings
afstand en de tijden worden bij
gehouden. Ook polsslag en ge
wicht houdt hij zelf nauwlettend
in het oog. "Die tijd is erg be
langrijk. Ik ben van mening, dat
als je je sport goed bedrijft, de
tijden langzaam maar zeker
moeten verbeteren. Er moet een
bepaalde opbouw zijn. Een he
leboel mensen doen maar wat.
Dat is niet de juiste manier, vind
ik. Ook van het praten met erva
ren mensen steek je veel op".
De heer De Jong is uiteraard
niet meteen met de marathon
begonnen. Eerst kwamen
wedstrijden over korte afstan
den. Geleidelijk aan werden die
afstanden steeds groter. "Op
een gegeven moment voel je ge
woon, dat je de marathon aan
kunt. Het heeft me altijd getrok
ken. Vroeger ging ik op de fiets
wel eens kijken naar de West-
landmarathon. Als je dan bij het
keerpunt stond, waar de lopers
nog twee keer langs moesten,
dan voelde je echt dat het iets
geweldigs moest zijn om dat
aan te kunnen"
Vermoeidheid
Nu loopt hij er zelf zo'n twee tot
drie per jaar. "Dat is wel het
maximum voor dit soort zware
wedstrijden. Kijk, bij een mara
thon ga je tot de grens van je
vermogen. Je kunt ervan uit
gaan dat een lichaam ongeveer
twee uur presteert. De spieren,
die je voeden, raken dan leeg en
de vermoeidheid slaat meer en
meer toe. De eerste 30 kilome
ter gaat het nog wel. Dan maak
je onderweg nog een praatje en
zie je wat er om je heen gebeurt.
Daarna ben je helemaal op je
zelf. Je wilt niet opgeven, want
je prent je in: het is immers nog
maar 12 kilometer. Toch zijn die
heel moeilijk. Je weet, dat je
niet meer versnellen kunt, pro
beert eens een andere pas,
drinkt wat. Aan het eind ben je
meestal opgebrand. Maar dat
herstelt weer snel, hoor. Een
lekkere douche en een kop thee
brengen je weer gauw op de
been. Dan praat je alweer met
de medelopers over de gemaak
te tijden. Steeds maar weer die
tijden hè. Op het ogenblik is
mijn persoonlijk record twee
uur en achtenveertig minuten,
dat moet nog te verbeteren zijn.
Er zijn uiteraard lopers die beter
zijn dan ik. Dat vind ik niet erg,
want ik wil naar mijn eigen ver
mogen zo goed mogelijk lopen.
Van gelijke atleten zal ik daarbij
proberen te winnen".
Enthousiast
Ambitieus is hij wel, getuige de
glinstering in zijn ogen als hij
enthousiast vertelt dat hij al uit
kijkt naar het komende Neder
landse kampioenschap, waarbij
hij in een andere leeftijdsklasse
wordt ingedeeld. "Met m'n vijf
tigste ga ik over van de vetera
nen 1 naar de veteranen 2. In
principe zou ik dan met de
besten van Nederland mee
moeten kunnen. Je moet het
wel bewijzen natuurlijk, want de
concurrentie is ook niet mis.
Maar ja, ze zullen het wel mer
ken!"
Op de eerste plaats blijft echter
zijn werk staan. "Als je in deze
sport echt het hoogste zou wil
len bereiken, moet je de sport
laten prevaleren. Dat is het niet
voor mij, het is gewoon een fijne
hobby". Wie mocht denken dat
het lopen van een marathon al
leen een kwestie is van zo hard
mogelijk lopen en vaak door
veel afzien zo goed en kwaad
als mogelijk is de finish te berei
ken, komt bedrogen uit. Er
wordt wel degelijk een tactisch
spel gespeeld. "Dat gebeurt
vooral als je in een groepje
loopt. Je kunt dan boven je
macht gaan lopen, waardoor je
later een inzinking krijgt en
moet afhaken. Met een aantal
gelijke lopers heb je er voordeel
van, je neemt de kop over en
steunt elkaar. Maar je hebt er
ook die niet overnemen, die
maar achter je blijven hangen.
Ik hou niet van lui achter me.
Die probeer ik te lossen. Dat
doe je door steeds te demarre
ren. Vaak hoor je aan iemands
ademhaling of hij moeite heeft
het tempo te volgen. Ach, dat is
een spel. Als ze er kans toe zien,
zullen ze mij ook proberen te
lossen. Ik vind het een aantrek
kelijk aspect, die sportieve
strijd. Het is voor mij gewoon
een kwestie van kop nemen of
gelost worden".
De heer De Jong in actie tijdens
de Westlandmarathon
Schoenen
Opgeven doet de heer De Jong
niet gauw. Eén keer is hij uitge
vallen in Amsterdam. Maar dat
kwam door de hitte (dan hebben
de lopers het slecht vanwege
het vele vochtverlies), waardoor
meer dan de helft de eindstreep
niet haalde. "En in Valkenburg
ben ik er ook bijna uitgestapt.
Toen had ik de pech dat mijn
vrouw erbij was die zei: Je gaat
maar fijn door, want ik heb die
hele reis niet voor niets ge
maakt. Ik ben daarna toch maar
verder gegaan en heb de
wedstrijd uitgelopen". Mevrouw
De Jong kan er nog om lachen.
Zo herinnert zij haar man nog
even aan een andere anekdote
die het vermelden waard is. "O
ja, dat was bij de Westlandma
rathon. Eenmaal bij de start
plaats in Maassluis aangeko
men, merkte ik dat ik mijn
schoenen vergeten had. Dus ik
weer terug op de fiets naar huis
(in Vlaardingen). Niemand thuis.
Ben ik door het keukenraam ge
klommen, m'n schoenen gepakt
en weer vliegensvlug terug naar
Maassluis". Als enigszins
schuchter naar de toen ge
maakte tijd wordt geïnformeerd,
zegt hij: "Dat ging nog best,
weer binnen de drié uur".