In het buitenland kotteren
met hoge snelheid en grote
diameters
10
Gesprekken over internationale karakter
van WF (IX)
J. Nederlof: een man van wei
nig tot zeer weinig woorden.
Dadendrang gepaard aan een
grote dosis vakkenis heeft hij
des te meer. Dat leidde uitein
delijk tot een ruime buitenland
ervaring. Vandaar dat hij tot
het volgende "slachtoffer" in
onze serie "gesprekken over in
ternationale ervaring" is ge
bombardeerd.
In 1963 kwam deze geboren
Sliedrechter bij WF in dienst.
Aanvankelijk voor het onder
houd van de eigen vaartuigen,
dat nog steeds aan zijn zorgen
is toevertrouwd. Maar daarnaast werd hij de man van onze mobiele
kotterapparatuur. Hij zette eigenlijk onze mobiele kotterploeg
op poten.
Zijn enthousiasme en inzet zijn in dit verband bijna spreekwoorde
lijk geworden, maar even spreekwoordelijk is zijn motto: "Geen
woorden maar daden".
Dus eerst onderhoud
vaartuigen?
Eigenlijk ook niet. Dat lag wel
in de bedoeling, maar toen ik
hier in dienst kwam werd ik
eerst als assistent-bedrijfslei
der op de Karei Doorman gezet,
die hier lag. Pas daarna ging ik
over naar het onderhoud vaar
tuigen. Ongeveer een jaar later
was dat. Ik deed dat met de
heer Vermeiden. Daarnaast be
grootten wij ook smeedwerk,
bijvoorbeeld van asleidingen,
roerkoningen en zo meer. De
Afdeling Reparatie raakte dat
smeedwerk kwijt, toen de her
en Middendorp en Blok over
gingen naar de Algemene
Werktuigbouw.
En de kotterapparatuur?
De Sperrnagel-apparatuur werd
in 1968 geleverd. In 1969 wer
den vijf roeren voor supertan
kers gekotterd. De roeren wer
den door de afdeling Algemene
Werktuigbouw vervaardigd.
Het was mijn eerste kennisma
king met de kotterapparatuur.
Door de opgedane ervaring
konden wij het kotterwerk voor
de Sea-Land schepen doen.
Liefst vijftien ton per schip
moest er verspaand worden.
Om de productie op te voeren,
werden de aandrijvingen ver
zwaard. Het vermogen ervan
ging omhoog van 4,5 pk naar
10,5 pk, terwijl er een nieuwe
aandrijving bijkwam met een
vermogen van 14,5 pk. Voor be
trokken schepen konden wij
toen twee grote machines in
zetten. Wij werden het parade
paardje van de fabrikant door
onze snelheden.
Overigens werd in 1970 boor-
stang IV aangeschaft. In 1980
werd de machine met een ver
mogen van 10,5 pk ook opge
voerd tot 14,5 pk.
Hoe ging het
in het buitenland?
Onze eerste grote kius in het
buitenland was in Saoedi Ara-
bië. Er moest gekotterd worden
aan de cutterzuiger "Beverwijk
39" van Stevin. Het bijzondere
was, dat wij onze apparatuur
voor de eerste keer lieten over
vliegen. Dat betekent, dat je
een en ander uitstekend moet
voorbereiden. Er moet precies
bekend zijn wat er mee te doen.
En het spreekt voor zich, dat al
les in goede staat en op de
juiste manier in de goede volg
orde verpakt moet zijn. Je moet
als het ware ter plekke blinde
lings naar de spullen kunnen
grijpen. Een goede voorberei
ding is het halve werk. Men
was daar in Saoedi Arabië een
haven aan het aanleggen. Dat
deed een uit drie Nederlandse
baggerbedrijven gevormd con
sortium.
Ons belangrijkste werk was
toen eigenlijk het optisch uitlij
nen van de cutterladder.
De kotterploeg is ook in
Nigeria geweest?
Ja, en nu eens niet voor sche
pen of baggermaterieel. Er
moesten heiblok-cilinders wor
den gekotterd, verbust en na-
gehoond. Het ging om drie Del-
magheiblokken, die wij
moesten behandelen voor de
Technische Handelsonderne
ming Akkerman &Co. In Neder
land kotterden wij één zo'n
cilinder bij wijze van proef. Die
proef slaagde bijzonder goed,
waardoor wij de opdracht ver
kregen. Dat ging in samenwer
king met WF-RDM Algemene
Werktuigbouw. Met het vlieg
tuig gingen wij naar Nigeria. In
Lagos stapten wij over in zo'n
piep-klein toestelletje, dat bij
elke wolk een flinke klap maak
te. Het was een echte "rocky-
ride on the clouds".
Nigeria was een prachtig land.
Hoe dichter wij bij het einddoel
Warry kwamen, des te meer na-