WF-Nieuws pagina 17 bewapening en enkele detailwijzigingen ware dan te voren nog overleg te plegen met de fabrikanten. De 'Commissie Pantserautomobielen', ingesteld bij Uwe voornoemde aanschrijving Geh.Litt.W28, zou in deze aangelegenheid van advies moeten dienen. Zou de pantserwagen goed voldoen - en de kans daarop acht ik zeer groot - dan is het mogelijk binnen afzienbaren tijd te voorzien in de dringende behoefte aan pantserwagens, waardoor de gevechtswaarde van onze lichte troepen in belangrijke mate zal stijgen. Ik acht het voorts uit een oogpunt van werkverruiming een groot voordeel, dat deze wagens hier te lande worden vervaardigd. Ik teken hierbij nog aan, dat de thans bij het K.R.A. aanwezige pantserwagens (Vickers Carden Loyd en Morris) voor oorlogsgebruik slechts geringe gevechtswaarde hebben en niets afdoen aan de noodzakelijkheid om moderne pantserwagens aan te schaffen. In mijn tot u gericht schrijven van 15 februari 1934 no. 3608/33 Geheim legde ik hier reeds den nadruk op Enkele leden van de Commissie Pantserautomobielen hebben zich inder daad op de hoogte kunnen stellen van de pantserwagen. Hun mening resulteerde in een advies van de Commissie om een proefwagen aan te schaffen (5 juli 1934). Het Staatsbedrijf der Artillerie- Inrichtingen te Zaandam nam vervolgens contact op met Wilton-Fijenoord teneinde een en ander te bespreken. Dit resulteerde op 30 augustus 1934 reeds in een aanbod voor een pantser wagen zoals geleverd aan het Departement van Koloniën, doch voor zien van een twee centimeter Solothurn machinekanon en twee mitrailleurs 7,9 millimeter. Een prijs kon nog niet worden genoemd, omdat daarvoor eerst gegevens moesten worden ontvangen van de firma Krupp. Op 20 september 1934 waren deze gegevens bekend en deed Wilton- Fijenoord een prijsopgave voor de levering. Daarbij werd aangenomen dat bewapening en munitie, alsmede kijkers, franco aan de fabriek ter beschikking zouden worden gesteld. De prijs per wagen bedroeg: bij gelijktijdige bestelling van drie wagens: f 34.800,- bij gelijktijdige bestelling van zes wagens: f 33.500,- bij gelijktijdige bestelling van negen wagens: f 32.300,- bij gelijktijdige bestelling van twaalf wagens: f31.200,- Exclusief omzetbelasting en eventueel te heffen invoerrechten op de chassis en de pantserplaten. Wellicht mede door de teleurstellende ervaringen met de wagen in Indië, is de offerte echter niet geaccepteerd. In 1938 bracht Wilton-Fijenoord haar pantserwagen wederom onder de aandacht van de militaire autoriteiten. Zij bood het Nederlandse leger de wagen aan, in ruil voor het niet te hoeven betalen van een bedrag aan belasting (circa tweeduizend gulden). De Staat der Nederlanden nam dit aanbod aan en op voorstel van de Chef van de Generale Staf werd de wagen per 1 juni 1938 ingedeeld bij het Korps Rijdende Artillerie. Bij dit korps waren al ingedeeld de vijf Carden Loyd rupspantserwagens en de drie Morris wielpantserwagens. Hiermee waren twee secties gevormd met elk twee rupspantserwagens, een sectie met twee wielpantserwagens en een sectie met een rups- en een wiel- pantserwagen. De Wilton-Fijenoord pantserwagen zou de rupspantser wagen uit de laatste sectie vervangen, zodat die dan uit twee ongeveer gelijk waardige wielpantserwagens zou bestaan. Echter, de wagen werd geleverd zonder bewapening. Op 31 maart 1939 schrijft de Commandant van de Lichte Divisie, waar het Korps Rijdende Artillerie deel van uitmaakt, aan de Minister van Defensie, de Commandant Veldleger en de Chef van de Generale Staf, dat de pantserwagen nog altijd niet is bewapend en derhalve onbruikbaar is voor dienst te velde. In de meidagen van 1940 is de wagen niet operationeel gebruikt. In de geschiedschrijving van het Korps

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1992 | | pagina 17