veren. Hij zal gebouwd, worden door Verschure.
Alvorens wij ertoe overgaan, een beschrijving te
geven van de diverse moeilijkheden en bijzonder
heden die zich voordoen bij de bouw van deze
hopperzuigerzal de heer C. Baars van de Werf
Conrad en Stork Hijsch ons één en ander vertellen
van zijn bezoek aan Abidjan tijdens zijn studie
reis naar Midden West-Afrika in het voorjaar
van 1939.
De herinnering aan het uitstapje naar Abidjan tij
dens een oponthoud van enige uren zal mij altijd
bijblijven. Met enige andere passagiers zouden wij
naar de stad gaan, doch omdat de „Maaskerk op
de rede lag, moesten wij gevieren in de z.g.
„mammy chair" plaats nemen (zie foto). Een
„mammy chair" is een houten bak, die door mid
del van een laadmast opgehesen, buiten boord ge
bracht en daarna gevierd wordt in de langszij op
en neer dobberende sloep. Na ons kwam de tweede
lading passagiers naar beneden, doch de „winch-
man" vergat te remmen, zodat de „mammy chair
recht boven mijn hoofd in volle vaart naar be
neden en met een luide klap op de bank terecht
kwam. Gegil en bleke gezichten was 'het gevolg,
want wat was er met den passagier op de bank
gebeurd? Het geval weer ophijsen was het werk
van een ogenblik en een ieder keek met angstige
spanning naar den passagier, die, uiterlijk kalm.
opstond! Op het laatste moment had hij zich nog
naast de bank kunnen laten .vallen. Een klein
schrammetje aan zijn pols was het enige nadelige
resultaat.
Aan de stalen steiger te Port Bouet werden wij in
dezelfde houten bak door een oud stoomkraantje
opgehaald en konden wij in één van de weinige
gebouwtjes een taxi bellen, die echter niet kwam.
Na lang wachten zijn wij in een voorbijrijdend
Ford-bestelauto'tje gestapt, geschikt voor passa
giersvervoer!?) Het ding vertrok meer dan vol.
Ongeacht kuilen of bochten in de weg kent de
negerchauffeur maar twee mogelijkheden, n.l. stil
staan of maximum snelheid!
Abidjan heeft enige brede hoofdwegen (lanen).
De negers lopen echter liefst niet op het asfalt,
omdat dit te warm is aan hun blote voeten.
Er is een behoorlijk hotel, een zeldzaamheid in
dit deel van Afrika; verder het land in moet men
maar op één of andere manier aan een onderdak
zien te komen, of een tent meenemen.
Na wat gewinkel en o.a. natuurlijk enige ivoren
souvenirs gekocht te hebben, moesten wij via de
grote brug over de voornoemde „Ebric" lagune
weer naar boord terug.
Vanaf de kust loopt er vrijwel pal Noord een
spoorlijn, waarover misschien 2 personentreinen
per dag, doch veel meer goederentreinen lopen,
(voor een station zie foto). Belangrijk is de uit
voer van cacaobonen, palmolie en hout, o.a. ma
honie. Het terrein aan deze kust is vrij vlak, enige
meters boven de zeespiegel. Niet ver van de stad
beginnen de plantages en oerwouden weer. De
laatste zijn overweldigend mooi, met bomen van
wel 40 meter hoogte, maar bijna ondoordring
baar door de vele varens en lianen. Vanuit de
lucht kregen wij een nog duidelijker beeld van
deze uitgestrekte massa's.
De kust bevindt zich hier een paar graden ten
Noorden van de evenaar; het is er buitengewoon
warm en vermoeiend door de zeer vochtige lucht,
welke ontstaat door de vele tropische regenbuien,
die men beter wolkbreuken kan noemen.
Men loopt daar natuurlijk zeer luchtig gekleed,
hoewel de negers en zeker dikwijls de negerinnen
het hierin nog van ons blanken winnen. Zij dra
gen de kleine kinderen in een soort omslagkleed
op de rug en daarbij dikwijls nog een hele in
ventaris in een korf op het hoofd. Het zou echter
een apart verhaal vergen om hierover meer te
vertellen.
Vanzelfsprekend draagt de blanke een tropenhelm,
anders zou men spoedig zonnesteek oplopen. T.z.t.
zullen zij, die de nu te bouwen zuiger gaan af
leveren, uitvoeriger over de Ivoorkust kunnen
vertellen. Wellicht zien zij daar nog de in 1904
door de Werf Conrad N.V. geleverde bagger
molen, tevens bakkenzuiger „Tropicale".
Tot zover de indrukken van den heer C. Baars.