„OUWE CENF'
aan het woord
Op een goeie morgen kwam Cent van der Dussen
bij me binnenstappen. Ik had hem gevraagd eens
langs te komen en wat te vertellen uit detijd
dat hij bij ons in dienst was als garantie
machinist.
„Je bent hier een hele tijd geweest, hè?" begin
ik. „Dat geloof ik wel," lacht hij. „Ik kwam hier
als jongen van 12 jaar en toen ik wegging, was
ik 75. Dat is dus 63 jaar."
„Dan zal je heel wat beleefd hebben' in die tijd."
„Ja, ja,' knikt Cent bedachtzaam en hij lacht zo
wat in z'n baardje.
„Heb je wel eens een erge storm meegemaakt?"
moedig ik hem aan, want ik wil voor „Het Zes
kant" een „sterk verhaal" lospompen.
„Ja, ook wel. Eenmaal toen we op weg waren
naar Zd. Amerika met een hopper, kregen we in
het Kanaal zo'n noodweer dat we in Engeland
10 dagen gingen schuilen."
„En met de taal, was dat niet lastig?"
„Och nee, dat ging wel. D'r was altijd wel een
Hollander of een Belg bij het personeel."
„En wgs er nooit narigheid met de machines?"
„Nèè juffrouw, die waren altijd bést."
v. d. Dussen is geen man voor „sterke verhalen",
merk ik wel. Ik laat koffie aanrukken en probeer
het opnieuw; „waar ben je allemaal geweest?"
Hij telt op z'n vingers: „In België, Frankrijk,
Afrika, Amerika, Duitsland, Polen.
„Maar die Polen, verstond je toch zeker helemaal
niet?" val ik hem in de rede.
Hij begint te lachen. „Nou dat was mooi. Vrij
dagsmiddags kreeg ik bericht dat ik Zaterdags
naar Polen moest. En m'n pas was niet in orde en
er moest nog een foto van me gemaakt worden.
Maar het kwam voor mekaar en 's Maandags was
ik in Polen. Maar toen ik uit het station stapte,
zag ik niemand om me af te halen. Daar stond
ik en wist de weg niet en nergens zag i'k een
schuit. Ik dacht, ik ga dat logement maar es in
en daar begin ik zo'n beetje in het Duits tegen
de kastelein te praten. En wat zegt die man? „Je
hoeft tegen mij geen Duits te praten, want ik
ben óók Hollander." Die wees me toen de weg
en ik was er toen nog eerder dan de molen.
Toen ben ik 4 dagen in een deftig hotel geweest.
Maar toen ik Vrijdags kwam, hebben we drie
dagen hard gewerkt en 's Maandags was ie klaar
om te baggeren."
Verdiept in z'n herinneringen, drinkt Cent z'n
koffie en dan komt het volgende verhaal:
„Ja, en toen 'ik eens naar Engeland moest, toen
hadden ze gezegd: neem een rooie zakdoek in je
hand als je aankomt. Je wordt afgehaald en dan
weten ze wie ze hebben moeten." Ik al maar heen
en weer gelopen met die zakdoek, maar er kwam
niemand. Toen ik bij de controle kwam, mocht ik
er niet door omdat m'n papieren niet met blok-
letters waren ingevuld. Gelukkig had ik aan boord
nogal met de hofmeester over alles en nog wat
gesproken, zodat die wist wie ik was en die kwam
toen net met een oud mannetje aanzetten dat
overal naar me gezocht had en me niet had
kunnen vinden. Die maakte toen alles voor me
in orde.
„Wat moest je in Engeland doen?" informeerde ik.
„Och, zegt hij en schudt z'n hoofd, d'r lag daar
een molen en die deed het niet goed, zeien ze.
Nou, ik trok m'n overal aan en ging es kijken
wat er aan scheelde. En daar zie ik dat de sto
kers niet konden stoken. Ze hadden er een stel
letje werklozen voor genomen en die kerels kon
den er niks van. Er brandde wel een vuur aan de
voorkant, maar aan de achterkant was het koud.
Ik ben wel geen stoker, maar ik weet toch wel
hoe het moet. Ik heb toen zelf 3 uur gestookt en
die mensen geleerd, hoe ze het doen moesten.
En 3 dagen later zogen ze 19 bakken per dag in
plaats van 8! Meneer Smit zei later, dat ie er
eigenlijk 20 hoorde te zuigen, maar ik zei:
Meneer, als ze zo doorgaan, zuigen ze er vol
gende week wel méér dan 20!"
„Zo zag je nog eens één van de molens terug,
die hier gebouwd waren," zeg ik.
„De ouwe La Manche heb ik óók nog es terug
gezien, maar dat was anders. Die had ik inder
tijd zelf nog naar Frankrijk gebracht en vandaar
is ie naar Afrika gegaan. In '27 werd er hier weer
een molen voor Afrika gebouwd en ik ging er
voor een half jaar naar toe als garantie-machinist.
Toen ie draaiklaar was, begonnen we te baggeren
en toen kwam er van alles naar boven; ankers,
emmers, stukken staaldraad.Het bleek dat de
ouwe La Manche daar gezonken was. Duiker
Sperling, een heel bekende duiker, had het wrak
Foto Rauw
onder water in 7 stukken gebrand en zo was het
opgehaald. Maar de stukken die er uitgevallen
waren, waren blijven liggen en die haalden wij
toen op. Je moest erg uitkijken, anders ging de
boel er kapot van."
„Je bent toch zeker overal ook wel eens de wal
opgegaan om es rond te kijken?" informeer ik.
„Natuurlijk, ik heb een heleboel gezien. En goed
koop dat het in Afrika was, tenminste voor ons.
Voor de mensen die er woonden, was het duur
genoeg. Voor een hele fles wijn betaalden we
13 cent."
„Nou, plaag ik, dan kun je d'r nog wel es eentje
nemen."
„Juffrouw, zegt v. d. Dussen, onder m'n werk
dronk ik nóóit. En nou ga ik maar wees es op
huis an."
Ik bedank hem hartelijk voor z'n verhaal en be
loof dat het in Het Zeskant komt. En een foto
erbij, want iemand die 63 jaar lang bij één en
dezelfde firma in dienst geweest is, dat is toch
wel iets heel bijzonders.