Gebomv
Bij het drijven van een zaak of onderneming
moet men rekening houden met de concurrentie;
wanneer men dat niet zou doen, zou de zaak
in vele zo niet alle gevallen te gronde gaan.
Wanneer een klant een baggermolen moet heb
ben, vraagt hij in alle industrielanden der wereld
aan de daarvoor in aanmerking komende werven
om offertes. Hij vergelijkt dan deze offertes en
die hem het beste bevalt wordt de uitverkorene
en de betrokken werf krijgt de bestelling.
Bij het vergelijken van de concurrerende offertes
kijkt Koning Klant in hoofdzaak naar drie din
gen; hij vraagt:
1. wie is de goedkoopste;
2. wie kan het vlugste leveren;
3. wie is technisch het beste.
De I.H.C. probeert op alle mogelijke manieren
aan deze drie punten te voldoen. In dit artikeltje
willen wij het hebben over punt 3.
Het vereist tegenwoordig heel wat inspanning
om technisch „bij" te blijven. Iedereen heeft wel
gelezen over de enorme ontwikkeling van de
techniek gedurende de oorlogsjaren en onze bui
tenlandse concurrenten zijn ons dan ook vele
44 rondes voor.
buitenzijde
Wij moeten dan ook met alle ons ten dienste
staande middelen proberen een product te leveren,
dat technisch prima geconstrueerd en uitgevoerd
is (een taak waaraan iedere I.H.C.-er kan en moet
mede helpen). Met dat doel voor ogen heeft de
I.H.C. een eigen laboratorium opgericht, onder
de naam van
Mineraal Technologisch Instituut
Een kleine toelichting op de naam is misschien
niet ondienstig; in tegenstelling tot het buiten
land rekent men hier in normaal spraakgebruik
zand, klei, enz. niet tot de mineralen, wat ze in
wetenschappelijke zin wèl zijn.
Technologisch betekent kennis van de be- of ver
werking van stoffen in de praktijk, zodat de naam
uitdrukt dat we ons bewegen op het gebied van
erts- en grondverwerking, en natuurlijk met be
hulp van baggermaterieel.
Het begon in Haarlem
In Februari .1940 kwam in de niet meer in ge
bruik zijnde schilderswerkplaats van de oude
Werf Conrad een proefstand voor zandpompen
tot stand en ook een installatie om enkele nieuwe
typen ertsafscheiding-apparaten te kunnen onder
zoeken.
Alles had dus al een poosje gedraaid toen om
streeks Kerstmis 1940 de Duitsers ons kort en
goed de verdere toegang tot de werf ontzegden.
Gelukkig gaven ze een half jaar later de gehele
inventaris vrij, die toen in gedeelten bij Conrad-
Stork, J. K. Smit en L. Smit Zn. opgeslagen
werd.
Er werd direct naar .een ander gebouw gezocht,
maar geen bruikbare gelgenheid gevonden, zodat
besloten werd een nieuw laboratorium te laten
bouwen.
Naar Delft
De bouwgrond was in Delft spoedig genoeg ge
kocht, maar van bouwen is uit de aard der zaak
tijdens de oorlog niets kunnen komen.
Daarom werd in Delft een klein pakhuisje ge
huurd, waar op bescheiden schaal toch nog en
kele proeven gedaan konden worden.
Met de bevrijding kwam de bouwvergunning en
in November 1945 kon moeizaam met de bouw
begonnen worden.
Inrichting
Het laboratorium omvat een hal, met aan de
lange zijde daarvan een lager gedeelte, waarin
kantoren, kleedkamertjes, generatorruimte, trans
formator-afdeling en een magazijn onder gebracht
zijn.
De hal waar de proeven gedaan worden is 12.5 m.
breed, 22.5 m. lang, en 5 m. hoog onder de
shed-balken. Onder de hele vloer door is een
kruipruimte, waar de electrische leidingen liggen,
zo ook de leidingen vanaf de watertoren, die iets
opzij van de hal staat.
Omstreeks November 1946 was de hal, alhoewel
er nog geen stukje glas opzat, toch zover dat
met de montage begonnen kon worden.
Gelukkig waren alle grote onderdelen van de
inventaris nog intact, maar na zoveel jaren moest
alles grondig nagezien worden; ook werd de op
stelling meteen verbeterd.
Behalve de oude proefstand voor de zandpompen
werd een geheel nieuwe installatie gebouwd om
jigs op ware grootte te kunnen onderzoeken;
beide installaties vormen op dit ogenblik de kern
van het laboratorium.