HOE WERK T ESI lit Hoewel er onder onze I.H.C.'ers honderden zijn, die direct of indirect aan de bouw van een bag germolen hebben medegewerkt, zijn er toch velen onder hen, die feitelijk niet weten, hoe het er aan boord van zulk een vaartuig toegaat. De molenbaas van een op één der zes samenwer kende werven gebouwde molen van 600 liter gjn- merinhoud zond ons onderstaand artikel. De bemanning De bemanning van een molen bestaat uit 9 per sonen. De le Molenbaas heeft de leiding aan dek en de zorg voor de juiste diepte van de bagger molen. De 2e Molenbaas bedient de voorzijlier SB stuurboord, rechts) en neemt de taak over van de molenbaas, als deze er niet is. Eén dekknecht bedient de voorzijlier BB bakboord, links). Hij draagt zorg voor het ver halen der te laden bakken en verricht verder alle andere voorkomende werkzaamheden en wordt ook wel „los-man" genoemde. Een tweede dek knecht, „achterman" genoemd, bedient de ach terlier. In de machinekamer en op de stookplaats bevinden zich de machinist en 2 stokers. Voor het koken enz. is er een kok aan boord. Anker uitbrengen Zodra de molen op de plaats is waar gebaggerd moet worden, gaat men „stellen", dat is het uit brengen van de ankers. De volgorde, die men bij dit stellen toepast, is bijna nooit dezelfde, doch hangt altijd af van stroom of wind. Stroom en wind bepalen, welk anker het eerst moet worden uitgezet. Het gemakkelijkste is altijd als stroom en wind op de „kop" staan. (De kop van de bag germolen is het voorschip, dus de kant waar de emmers zitten). Staan stroom of wind op de kop, dan is het eerste werk de emmerladder aan de grond te laten zakken, waardoor de molen niet meer van zijn plaats kan. De ankers kunnen dan als volgt worden „weggebracht": 2 achterzijan kers, aan iedere kant één, achter dwarsweg; achter-anker recht achteruit; 2 voor-zij ankers, iedere kant vóór één dwarsweg; tenslotte het boeganker recht vooruit. Dit laatste anker wordt, als dit mogelijk is, wel 700 tot 1000 meter weg gebracht. Komt de stroom of wind van de andere kant, dus achter legen de molen aan, dan worden eerst het achteranker en de 2 achter-zijankers uitgebracht en pas daarna kan de emmerladder aan de grond gezet en de overige ankers weggebracht worden. De ankers kunnen ook vervangen worden door zgn. „ankergaten", ook wel „slapers" genoemd. Dit geschiedt bijv. als de rivier smal is of als er op een kanaal wordt gebaggerd. Een ankergat of slaper is een op de wal in de grond gegraven gat van ongeveer 1*4 m lang, l]/2 m diep en Y2 m breed met in het midden een gleuf schuin naar boven oplopend (zie tekening). In zulk een gat worden aan iedere kant van de gleuf 2 baddings rechtop er in geplaatst, daar voor komt een plank plat liggend tussen de bad dings en de grond en aan de achterkant onderin een zware balk met een strop in het midden. Deze strop komt in de gleuf te liggen en hieraan kan de ketting of staaldraad van de molen worden vastgemaakt. Indien de grond, waarin het anker gat of de slaper gemaakt is, goed stijf is, kan men hier veel harder aan trekken dan aan een anker. Het baggeren Als het „stellen" van de molen klaar is, worden eerst alle ankers goed aangetrokken, zodat zij stevig in de grond zitten. Dan wordt de peil schaal aan de kant van de molen in het water geplaatst of aan een meerpaal gespijkerd. Zo'n peilschaal is een meetstok of spar met rood en wit geschilderde dwarslatjes en wordt gebruikt om te kunnen zien hoeveel het water op- en neer gaat. Nadat de bak, die geladen moet worden, langszij van de molen aangevoerd is, kan met het baggeren worden begonnen. Is er nu een rivier of kanaal waar 6 meter water staat en waar 9 meter water moet komen, dan wordt de emmerladder gezet op een baggerdiepte: van 6.25 meter, de emmerketting wordt aangezet en de molen wordt aan de zijkettingen langzaam van de ene kant van de rivier naar de andere kant gedraaid tot de grootste breedte van 125 meter. Is de geul, die gebaggerd moet worden, breder, zeg bijv. 200 meter, dan wordt eerst de ene helft van 100 meter en dan de andere helft van 100 meter gebaggerd. Ahkej-cjït of slajoer. Dit draaien van de ene naar de andere kant wordt een gang genoemd. Bij iedere gang wordt de molen aan de boegdraad iy2 meter vooruit ge draaid, net zolang, als de voorgeschreven diepte van 9 meter is bereikt. Het laten zakken van de emmerladder is niet altijd hetzelfde, dat hangt veel af van de grond soort. Als er bijv. grof zand of modder gebaggerd moet worden, dan kan de emmerladder veel vlug ger zakken dan 25 cm tegelijk. Dit is ook het geval met het volbaggeren van een bak. Als een bak van 350 m3 met modder of klei volgebaggerd moet worden, dan zal een baggermolen van 600 liter emmerinhoud hiervoor 25 a 30 min. nodig

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Het Zeskant | 1947 | | pagina 4