DONZERE MOKBRAGOK
Vervolg Januari nummer
In aansluiting op de algemene beschrijving van de bag-
gerinstallatie (zie „Het Zeskant" van Januari 1948),
laten wij hieronder nog enkele nadere bijzonderheden
volgen omtrent de inrichting en werkwijze van deze
molens.
Bij het beschouwen van de figuren 2 en 3 uit het vorige
Zeskant valt het al dadelijk op, dat deze baggermolens
sterk afwijken van het type, dat men in ons land vaak
aan het werk kan zien. Gewoonlijk immers wordt de op
gebaggerde grond in een langszij van de molen liggende
schuit, een zogenaamde „bak", gestort, terwijl ze hier
direct op de transporteurs wordt gebracht, zoals reeds
beschreven is. Zeer ongewoon is ook, dat de installatie
is ondergebracht op drie afzonderlijke pontons, terwijl
als verdere bijzonderheid kan worden genoemd, de wijze
waarop wordt voorzien in de energie, die voor het aan
drijven van deze molens nodig is.
De electrische installatie
De eigenlijke baggermolen, de transporteurs, de lieren
en alle hulpwerktuigen zullen worden aangedreven door
electromotoren tot een gezamenlijk vermogen van niet
minder dan 1100 pk. De hiervoor nodige electrische
stroom nu zal worden betrokken van een bovengrondse,
langs het te baggeren kanaal lopende, 13500 Volt's
hoogspanningsleiding. Op deze hoogspanningsleiding
wordt een 250 meter lange speciale kabel, de landkabel,
'aangesloten, welke op de grond ligt en loopt naar een
klein ponton, walponton genaamd, hetwelk gemeerd ligt
aan de oever van het reeds gegraven gedeelte van het
kanaal. Op het walponton wordt de landkabel verbonden
met een andere kabel, die is opgehangen onderaan drij
vers en drijvende kabel wordt genoemd. Deze laatste
kabel, die een lengte heeft van 400 m, voert de elec
trische s^joom toe aan een transformatorwelke zich
bevinden» een dekhuis op het ankerponton. Door deze
tran-fnnnalor uordt de spanning verlaagd van 13500 tot
,»3§0 A'oft, waarna de stroom wordt toegevoerd aan de
schakelborden, die zieh op de molen, het anker- en het
Aaugezien hèt slechts .zelden voorkomt, dat er, zoals in
dit'gj^ylffjdfiAolpnidSellijke nabijheid van het bagger-
■v&rkldectrischë'--eaèrgie beschikbaar is, moest er bij
het ontwerp reeds rek ening mede gehouden worden, dat
latei,, bij andere varken, de nodige electrische stroom
al£;,,Èbof<rj^{r! de molen zelf opgewekt moet worden.
tagZhiqj-njA«wordt de machinekamer van de
baggermolen nu reeds zodanig ingericht, dat er nader
hand zonder grote wijzigingen, een tweetal door Diesel
motoren aangedreven generatoren in geplaatst kunnen
worden, welke de electrische stroom voor de hele in
stallatie zullen leveren.
Het baggermechanisme
Beschouwen we thans, aan de hand van de figuren 2 en
3 uit het vorige Zeskant, de eigenlijke baggermolen wat
nader, dan herkennen we dadelijk de emmerladder met
de emmerkettingwelke sterke gelijkenis vertonen met
die van de tinmolens, welke in het November-nummer
uitvoerig zijn beschreven. Omdat deze baggermolens zo
wel op zeer geringe als op grote diepte moeten kunnen
baggeren, is het mede in verband met de aard van de
te verwerken grondsoorten, nodig gebleken om eerst te
baggeren met een korte ladder tot ca. 11 m diepte en
daarna deze te verwisselen voor een lange ladder, waar
mede tot 17.50 m diepte kan worden gebaggerd. Deze
laatste ladder is ruim 35 m lang en weegt, zonder onder
tuimelaar en leirollen, ca. 76 ton. Wanneer met de
korte ladder wordt gewerkt, dan bestaat de emmerket
ting uit 60 emmers, die elk 1660 kg wegen; bij gebruik
van de lange ladder wordt de ketting gevormd door 76
emmers.
In tegenstelling met de gewone baggermolens is hier
het boveneinde van de ladder evenals bij de tin
molens draaibaar bevestigd in de zware gietstalen
stoelen op de hoofdbok, welke tevens de as van het zes
kant (boventuimelaar) ondersteunen.
Behalve deze stoelen en het zogenaamde bovendrijf werk,
bevindt zich oj> de hoofdbok ook de electromotor van
350 pk voor het bewegen van de emmerketting, alsmede
de torninrichting. Deze laatste dient voor het langzaam
bewegen van de emmerketting, tijdens het verwisselen
van de emmers en wordt eveneens gedreven door een
electromotor. Het ondereinde van de ladder is door mid
del van een balans met schijven opgehangen aan de
beide ladderkabels. Het ene uiteinde van elk dezer ka
bels is aan de ladderbok vastgemaakt, terwijl het andere
einde aan de trommel van de ladderlier, welke zich bo
ven op de ladderbok bevindt, is bevestigd, teneinde de
ladder op de gewenste baggerdiepte te kunnen stellen.
Op de ladderbok, welke voor op het ponton over de
beun is geplaatst, is tevens een electrisch draaikraantje
aangebracht met een hefvermogen van 2 ton, dat voor
namelijk gebruikt wordt voor het demonteren van de
emmerketting en daarom emmerkraan genoemd wordt.
Daar de molens, naarmate ze dieper gaan baggeren, ver
schillende grondsoorten ontmoeten, die zich meer of
minder gemakkelijk laten verwerken, zal het duidelijk
zijn, dat met het beschikbare vermogen van 350 pk per
tijdseenheid, niet steeds dezelfde hoeveelheid grond kan
worden verwerkt. Met andere woorden: het aantal em
mers, dat per minuut het zeskant passeert en leeggestort
wordt, moet regelbaar zijn.
Bij deze molens is deze regeling als volgt verkregen.
Tussen de electromotor, die de emmerketting aandrijft
en de boventuimelaar, bevinden zich, zoals gebruikelijk,
een aantal tandwieloverbrengingen, het bovendrijf werk
genaamd, welke hier ten dele zijn ondergebracht in een
grote oliebad-tandwielkast. Door het verschuiven van
bepaalde tandwielen in deze kast, kunnen drie snelheden
van de emmerketting worden verkregen. In deze tand
wielkast gebeurt dus hetzelfde als in de „versnellings
bak" van een auto. Bovendien hebben we nog de moge
lijkheid om het toerental van de electromotor binnen
bepaalde grenzen te doen variëren. Bij zeer zware, rots
achtige grond tenslotte, kan de helft van de emmers, die
in de emmerketting onmiddellijk aan elkaar verbonden
zijn, (close connected) worden vervangen door speciale
tussenschalmen (trays), zodat dan alle even schakels in
de ketting worden gevormd door de emmers en alle on
even door deze schalmen. Het aantal emmers, dat per
minuut het zeskant passeert, wordt hierdoor dus gehal
veerd. Op deze wijze verkrijgt men een variatie in de
kettingsnelheid van 8 tot 26 emmers per minuut.
De hoofdbok met stortinrichting
De weg, welke de opgebaggerde grond volgt, nadat ze
door de emmers is uitgestort in de bunker, die zich
onder in de hoofdbok bevindt, hebben wij reeds in grote
trekken beschreven. Wanneer wij bedenken, dat de
boventuimelaar 9 m boven transporteur I ligt, dan zal
het duidelijk zijn, dat we de baggerspecie, die soms
zware stenen bevat, niet zonder meer op deze rubber
band mogen storten. Er zijn dan ook bijzondere maat
regelen getroffen om dit te voorkomen, terwijl er tege
lijkertijd voor wordt gezorgd, dat de grond gelijkmatig
over de transportband wordt verdeeld. Dit laatste wordt
verkregen door middel van een soort schoepenrad
de kleiverdeler welke door een regelbare electro
motor wordt rondgedraaid. Voor bepaalde grondsoorten
is deze verdeler echter niet nodig en kan dan worden
vervangen door een speciale stortgoot.
Bij het ontwerpen van de hoofdbok is er voorts reeds
rekening mede gehouden, dat de molens later voor an
dere baggerwerken op eenvoudige wijze kunnen worden
omgebouwd tot normale baggermolens met stortgoten
aan stuur- en bakboord.