\T mM water te lopen. De meneer wiens naam op het monument stond, 'had de Maas gemaakt wist ik en ik had zo'n vage voorstelling, dat het water, dat in het bassin stroomde, regelrecht naar de Maas ging omdat die an ders leeg zou lopen. Tegenwoordig ben ik beter op de hoogte en ik weet dat Caland de Maas niet maakte, want die was er al lang, maar dat hij een andere uitmonding voor de Maas heeft ontworpen, waarvoor hem de Rotterdammers nog altijd dankbaar mogen zijn. Vroeger toch mondde de Maas uit bij den Briel, maar het Brielsche Gat ging meer en meer verzanden en de zeeschepen konden er niet meer binnenkomen. Schepen met wat meer diepgang, namen toen de langere weg door het Goereesche Gat en zelfs nog wel een eiland verder, door het Brouwershavensche Gat. Als u op de kaart kijkt van Zuid-Holland, ziet u wat een enorme omweg dat is. Ongeveer in 1830 kwam het Voornsche Kanaal klaar en dat scheelde wel een heel stuk, maar het duurde niet lang of grotere schepen konden daar ook niet meer door komen. Voor een stad die het van de handel moet hebben, is zo'n lange toegangsweg een groot bezwaar en de Rotter dammers zochten op allerlei manieren hoe in deze toe stand verbetering gebracht kon worden. Er waren aller lei plannen: een groter kanaal door Voorne, één door Goeree, grote dammen in zee, maar al die plannen had den bezwaren. Eindelijk kwam Caland met een geheel nieuw plan: geen kanalen met dure sluizen en lang op onthoud, maar een heel nieuwe weg naar zee en wel de kortst mogelijke, dus regelrecht naar waar nu Hoek van Holland ligt. Toen dit plan ter tafel kwam, begreep ieder meteen dat dat dè oplossing was. Of die „nieuwe waterweg" dan niet zou verzanden? „Nee", zei Caland en had gelijk. Nu was Caland uit een geslacht, dat altijd gewerkt had aan de dijken in Zeeland en Zuid-Holland. Zijn groot vader was een eenvoudig dijkwerker. Het was thuis geen vetpot en yis oudere kinderen werden er dikwijls op uit gestuurd» oqfV-e bedelen. Zo ook de vader van Pieter, Abraham Ca land. Dit nu was een pientere jongen die »,:graag»%at meer. wilde worden in de wereld. Hij kwam met Af)otblerarfivéfeeh» dpt hij een bepaald bedrag per SsxsssissssssssS®! staatl» Abrahi opzici 28 krijgen. Haalde hij meer op, ouden. Toen hij op die manier hij naar de schoolmeester van die hem voor dat geld les wilde ijverig en deed zó z'n best, dat in had en hem een plaats wist dingsinstituul van de Water met glans het diploma en werd zelfs hoofdingenieur bij de waterstaat. Pieter had het gemakkelijker dan zijn vader: hij kon meteen een goede opleiding krijgen en op 19 jarige leeftijd, was hij al aspirant ingenieur. Later, hij was toen 27 jaar, kwam hij in den Briel en daar had hij alle gelegenheid om de werking van eb en vloed bij de ver zanding van het Brielsche Gat te bestuderen. Dank zij zijn vele onderzoekingen in Nederland en ook in het buitenland, meende Caland erop te kunnen reke nen, dat eb en vloed de nieuw te graven waterweg niet zou doen verzanden, maar integendeel uitschuren. En hij kreeg gelijkuit alle delen van de wereld kwamen water bouwkundigen naar dit werk kijken, zijn denkbeelden over de werking van eb en vloed werden overal bestu deerd en de nieuwe Rotterdamse haven werd meermalen tot voorbeeld genomen. In October 1866 werd met dit werk begonnen en 2 jaar later was het gereed. Rotterdam had een Nieuwe Water weg! Natuurlijk was deze weg nog smal en niet erg diep. Men rekende echter dat de zee wel voor deze diepte zou zorgen. En toenleek het of er een kink in de kabel kwam: de zee voerde het zand inderdaad weg, maar niet ver genoeg en een paar K.M. buiten de kust werd een dam gevormd die het mooie plan in duigen dreigde te laten vallen. Maar toen kwamen de hopzuigers, uitgevonden door de aannemers Vermaes en Volker en Bos, en gebouwd bij J. K. Smit en L. Smit en Zoon te Kinderdijk. Zij groeven de dam voor de kust weg en brachten het zand daar waar het geen kwaad meer kon doen. En zo kreeg Rotterdam een Open Weg naar zee: geen sluizen, waar schepen eindeloos op elkaar moeten lig gen wachten, geen omwegen meer, maar een vrije, korte weg naar zee. De handel van Rotterdam is er wèl bij gevaren. Is het wonder dat Rotterdam en heel Nederland trots is op PIETER CALAND? En voor ons IHCers heeft dit verhaal nog een staartje: de vele buitenlandse ingenieurs keken met grote be langstelling naar die eerste zandzuigers, die later door verschillende verbeteringen steeds een betere naam kre gen. En nu nog steeds bestellen vele buitenlanders hun hoppers en zuigers bijde IHCR. Dijk. Bewaart HET ZESKANT zorgvuldig I Enige indrukken uit het land van WILHELM TELL Van verschillende zijden werd mij verzocht een stukje te schrijven betreffende de reis naar en mijn verblijf in Zwitserland. Gaarne geef ik gehoor aan deze verzoeken, zij het met enige huivering, want ik vrees dat vele lezers wellicht aan de waarheid ervan zullen twijfelen. Degenen, die dit misschien zouden doen, kan ik niet anders aanraden, zo gauw als 't mogelijk is tenminste: gaat het zien en over tuigt U. Ik ben dit stukje begonnen te schrijven met de heime lijke wens dat het in ons mooie vaderland ongeveer ge lijk gesteld ware als in het land van de bergen. Niet in de eerste plaats meen ik hiermee de economische toe stand in 't algemeen, maar wel de prachtige moraal van dit volk in 't bijzonder. Maar waarde lezer (s) en lezeres (sen) laat ik U een meer geregeld verhaal vertellen. Vertrokken van station D.P. op 17 Nov. 1947 om 17.15 uur bij tamelijk winterweer, n.l. sneeuwval met koude wind, ging het in de richting Brussel. Grootste oponthoud bij Roosendaal met het douane onderzoek, dat neemt n.l. plm. 1 uur en 40 minuten in beslag. Drie van de zes personen moesten aan den lijve gevisiteerd worden. In Esschen ging het veel gemoedelijker toe en vlugger, waarna we spoedig in Schaarbeek aankwamen, waar men moest overstappen en met een ander treintje door reist naar Brussel (N.). Daar moesten we enige uren wachten, tot na midder nacht, voordat we vertrokken. In het Franse grensstation

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Het Zeskant | 1948 | | pagina 4