ZIEKTEWET Waarom ga ik naar de Leerschool? Het komt nogal eens voor, dat een zieke bij controle door de ziekenbezoeker of door de dokter niet thuis ge troffen wordt. Soms is dat erg, soms niet. De controle voorschriften bepalen, dat de patiënt na de ziekmelding thuis moet blijven, ook al is hij niet bedlegerig. Dit is dus het uitgangspunt: wie ziek is, moet thuis blijven. Er zijn .echter een paar uitzonderingen. De zieke mag het huis verlaten voor bezoek aan de behandelende of de controlerende arts. Maar dan slechts zolang, als voor dat bezoek noodzakelijk is. Dat wil zeggen, dat een zieke, die 's middags om 2 uur bij zijn behandelende dokter moet zijn en daar om half drie vandaan komt, niet de rest van de middag mag gaan wandelen. Hij moet van de dokter direct naar huis gaan en thuis blijven. Een ander uitzonderingsgeval is het, wanneer de behan delende geneesheer de patiënt toestemming geeft zich tot verder herstel van gezondheid buitenshuis te bege ven. Stel, dat iemand een stevige griep gehad heeft. Elij is nog slapjes en nog niet arbeidsgeschikt. Het kan dan zijn, dat de behandelende dokter zegt: „Vriend, het is lekker weer! Je moet iedere dag maar eens een paar uur in de zon gaan wandelen." In dat geval mag de patiënt natuurlijk uitgaan, maarniet de gehele dag. Volgens punt II van de controlevoorschriften moet de patiënt in ieder geval thuis zijn tot 10 uur v.m.; verder van 3 tot 4 uur n.m. en des 's avonds. „Des avonds" betekent in dit geval na 6 uur n.m. gedu rende de maanden September tot en met Mei en na 8 uur n.m. gedurende de maanden Juni t/m Augustus. Het ligt voor de hand, dat iemand, die ziek is, naar zijn huisarts gaat. (Deze huisarts heet in de controle-voor schriften: de behandelende geneesheer. De fabrieksarts is: de controlerend geneesheer). Er zijn echter ook wel gevallen, waarin men niet direct naar de huisarts gaat, b.v. wanneer iemand eens flink verkouden is. Dan blijft men een paar dagen thuis, slikt een paar aspirientjes en de zaak is weer in orde. Nu komt de controlerend geneesheer op bezoek en die vindt het nodig, dat de patiënt toch zijn huisarts laat komen. De patiënt is dan verplicht dit te doen en hij moet dan gedurende het gehele verloop van zijn ziekte onder ge neeskundige behandeling blijven. Dit is de inhoud van punt III der controle-voorschriften. „Wat helpen kaers en 'bril, indien de uil niet sien en wil." Dit oud gezegde is zij het met andere woorden - weergegeven in het IV punt van de controle-voor- schriften. Immers, men kan naar de dokter gaan, zich een poeier of drankje laten voorschrijven, het desnoods bij de apo theker laten klaarmaken, maarhet niet innemen En dan helpt het niet. Men is zo licht geneigd een bitter drankje maar eens niet in te nemen, of een minder pret tig voorschrift niet op te volgen. Men bedenke evenwel, dat men daardoor zijn aanspraak op ziekengeld verspeelt. Want de patiënt is verplicht de voorschriften van de behandelend geneesheer stipt op te volgen! Doet men dit niet, dan is men in overtreding. Over een deel van punt V, nl. over het niet verschijnen in de verbandkamer met als gevolg het stopzetten van het ziekengeld, hebben wij reeds eerder een en ander geschreven. Een volgende keer zullen we dit punt nog eens nader bezien. Wij besluiten thans met een ieder aan te raden, de controle-voorschriften nog eens door te lezen. Onbe kendheid met de voorschriften leidt tot minder aange name boodschappen van de Sociale Afdeling. We kunnen niets als het onze beschouwen, behalve het tegenwoordig ogenblik. Het verleden is weg, het toe komstige is er nog niet. Het enige waar het op aan komt is het tegenwoordige ogenblik goed te besteden. Socrates. Deze vraag moet ge U al dadelijk hebben gesteld. Hebt ge ze ook beantwoord? Ge zijt naar de lagere school ge gaan om te leren; ge bezocht de ambachtschool om je de beginselen van een vak eigen te maken en nu komt ge, of zijt reeds op de fabriek om dat vak grondig te leren. De onderwijzer op school, de leeraar van de ambacht school hebben altijd je volle aandacht gevraagd. Dat zelfde vraagt ook de baas op de fabriek, die je moet opleiden. Hij vraagt zulks in je eigen belang, omdat je volle aandacht bij het leren noodzakelijk is, wil je een zelfstandige vakman worden. Zonder je algehele medewerking komt daar niets van te recht. Maak daarom je werk zodanig, dat je bij jezelf kunt zeggen: „Nu zal er wel niets op aan te merken zijn." Als je in je leertijd een wil toont, wordt het straks een kunnen. Toon daarom die vaste wil. Lever iedere Zaterdag je werktekenboekje bij je baas in, controleer zelf je tekening, vul volledig de tijd in. Dat is van groot belang. Probeer niet je eraf te maken met het bekende smoesje: geen tijd gehad of ik ben het vergeten. Doe je plicht! Denk er ook aan, dat er nog meer plichten te vervullen zijn. Ge hebt allemaal een arbeidsovereenkomst gete kend, waarin het begin en het einde van de werktijd staat vermeld. Toch moeten we nog altijd aanmerkingen hierop maken. Begin dus op tijd en eindig op tijd. Op het werk moet er nu eenmaal orde en regelmaat zijn. Zie de baas niet als een politieagent. Blijf rustig aan het werk, als hij even uit de gezichtkring verdwenen is en maak niet dadelijk van die gelegenheid gebruik om een gezellige boom op te zetten. Je werkt er dan aan mee, dat de arbeidsfeer verloren gaat. Het bewaren van de netheid in de werkplaats is eveneens een belangrijk iets. Maak van je werkbank geen opslagplaats van materialen, maar plaats die op de daarvoor bestemde tafels en plan ken of onder de werkbank. Deponeer de vuile poetslappen in de daarvoor bestemde bakken, inplaats van op of onder de werkbank. Thuis heeft toch ook alles een vaste plaats en wordt niet alles onder de tafel gemoffeld! Laat geen tekeningen slingeren. Berg ze goed op, dan behoef je er niet lang naar te zoeken. Het was niet mijn bedoeling om een preek te houden, maar slechts een welgemeende opwekking om van nu af aan een beetje begrip voor dit alles te tonen; we zullen er allen plezier van hebben en er wel bij varen. Jong gewend, oud gedaan!

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Het Zeskant | 1948 | | pagina 15