Drie maanden tinbaggeren
slibzuigen en
met stokjes eten
74
hebben. Je vraagt je dan ook steeds weer af hoe die on
telbare verkopers hun geld verdienen. Mogen de verkopers
nog telbaar zijn, het aantal kinderen dat overal doorheen
krioelt is stellig ontelbaar. Een Chinese familie heeft al
gauw 5 of meer kinderen, terwijl een enigszins welge
stelde Chinees 2, 3 of meer vrouwen bezit. Telt U dus
maar uit hoeveel van die kleuters er dan per gezinshoofd
zijn.
Malakka is een ongelooflijk rijk land door zijn grote tin-
en rubber-export. Daarnaast nog de export van klappers
(cocosnoten) waar klapperolie van wordt gemaakt. Om
een enkel cijfer te noemen: export van tin concentraat
van Januari tot September 1948, 22.668.000 kg, waarop
aan belasting werd betaald plm. 10 millioen gulden.
De sociale omstandigheden zijn naar onze begrippen nog
zeer pover, doch we moeten hierbij vooral bedenken dat
het hier een tropenland betreft, waar het altijd warm is
en jaargetijden niet bestaan. De kleding voor de mannen
bestaat dan ook slechts uit een kort broekje met naakt
bovenlijf of eventueel een shirt. De vrouwen lopen in sa
rongs, dat zijn langwerpige katoenen lappen die om het
boven- en onderlichaam worden geslagen. Schoeisel heeft
men niet nodig.
De huizen zijn meestal van eigen makelij; de daken en
wanden van boomschors of gedroogde bladeren, terwijl
platgeslagen blikken vaten en petroleumbussen ook een
geliefd bouwmateriaal vornlen.
Het hoofdvoedsel is rijst met een visje en „sambals" be
staande uit kruiden, spaanse peper en als het maal zeer
rijkelijk is een stukje kip of vlees.
De rijstvoorziening baart nog steeds grote moeilijkheden.
De tinmaatschappijen betalen hun mensen dan ook thans
nog gedeeltelijk in geld en gedeeltelijk in rijst.
Vrijdag, 16 April 1948. In ijzige koude om 6 uur op het
vliegveld Schiphol in het vliegtuig gestapt (in een dun
fropenpakje).
Maandag, 19 April 's morgens 11 uur, dus ruim drie
dagen later, in Singapore geland in tropische hitte. De
volgende dag met een vliegtuig naar Kuale Lumpur, een
centrum van de tinontginningen op het eiland Malakka.
Malakka was vóór de oorlog een Engelse kolonie en heette
Federated Malay States. Thans heeft het een zelfbestuur,
hoewel de Engelse invloed nog groot is en de Engelse
Gouverneur het met de Maleise regeerders niet altijd ge
makkelijk heeft. De onlusten die nu in Malakka heersen
hebben wij gelukkig niet meegemaakt, anders was onze
reis niet zo vredig verlopen.
De grootste tinmaatschappij op Malakka, waarvan de
hoofdzetel in Kuale Lumpur ligt, was gedurende onze reis
in Malakka onze gastheer. Zij hebben ongeveer 40 tin
molens onder hun beheer, waarvan vele Conrad-molens
zijn.
De bevolking op Malakka is zeer gemengd en bestaat uit
ongeveer 1/3 Maleiers, 1/3 Brits-Indiërs en 1/3 Chinezen.
Het is te begrijpen dat het niet gemakkelijk valt met deze
verscheidenheid van rassen om te springen.
De natuur is zeer woest, veel gebergte en oerbossen waar
nog tijgers, wilde varkens, herten, enz. leven. Tijdens ons
verblijf vlogen regelmatig vliegtuigen naar deze gebieden
waar de roverbenden, die nu de bevolking belagen en
moorden, door de Engelse luchtmacht werden bestookt.
Denkt U echter niet, dat wij daar in een oerbos leefden;
integendeel. Steden als Kuala Lumpur en Ipoh (zie het
bijgaande kaartje) zijn moderne steden met mooie villa's
en woonwijken.
Wat echter wel opvalt, zoals trouwens overal in de tropen,
zijn de Chinese wijken. Daar zijn geen winkels als bij
ons, doch vrijwel vierkante ruimten, waarin geen voor
gevel is aangebracht en die dus direct op de wegen uit
komen. Typerend voor zo'n winkeltje is (ong. 5 x 5 m)
dat U daar zeker 5 of meer Chinese verkopers in ziet, die
geduldig een strootje roken en blijkbaar nooit iets te doen
Kunt U het zich nog herinneren hoe direct na de oorlog
op 5 Juni 1945 aan de I.H.C. zes tinmolens werden
besteld?
Wij hebben er in het Zeskant reeds dikwijls over geschre
ven, zelfs een apart nummer er over uitgegeven en de her
innering aan de bouw in de strenge winter zal elke
I.H.C.'er voor altijd in het geheugen blijven.
Het vertrek van de werven, het volgen van de reisroute
over de wereldzeeën en de aankomst op de eilanden Bil-
liton, Banka en Singkep is het laatste dat U van dit mooie
werk vernam, doch menig Uwer zal zich hebben afge
vraagd, hoe die tinmolens nu toch wel in de praktijk vol
doen en hoe ermede gewerkt wordt.
Om dit te zien en nieuwe ervaring op te doen zijn de
heren Ir. C. H. Holgen, Directeur van Werf Conrad en
Stork Hijsch en Ir. F. C. Rauwenhoff, Directeur van
J. K. Smit, op 16 April j.l. hun reis naar Malakka en
Indië begonnen, waarvan wij U in dit nummer van het
Zeskant en volgende iets zullen vertellen.