Donzère-Mondragon
Andere Engelsen verbazen zich over ons gebrek aan
manieren, wanneer zij zien hoe mannen en ook vrou
wen 1 duwen en dringen om in een trein, een tram of'
een bus te komen. Hoe de Nederlander op straat een
sigaar rookt, zelfs als hij in gezelschap van zijn vrouw is.
Hij begrijpt niet, waarom mannen en kinderen niet op
staan in openbare vervoermiddelen, wanneer oude dames
vergeefs naar een zitplaats omkijken. Een Italiaan vindt
dit laatste heel normaal, en een Deen zal het roken op
straat in gezelschap van dames niet opvallen, omdat de
dames in Denemarken in openbare gelegenheden, restau
rants e.d., zelf sigaren roken. Maar dat andere volken
zich hieraan bezondigen, maakt het van ons niet minder
erg. Toeristen die ons land met een auto bezoeken, klagen
over de non'chalance, waarmee de wielrijders over de voor
het snelverkeer bestemde wegen rijden; over de voor hen
dikwijls onbegrijpelijke verkeerstekens en over de hard
nekkigheid, waarmee chauffeurs op het midden van de
weg blijven rijden, als een ander voertuig duidelijke sig
nalen geeft, te willen passeren. En bepaald hinderlijk
wordt het in het algemeen gevonden, dat het bedienende
personeel in hotels en restaurants voortdurend op fooien
jaagt. Wanneer deze fooi niet minstens 15 procent be
draagt, geeft dit personeel duidelijke tekenen van onte
vredenheid. Voor ons is dat begrijpelijk, omdat wij weten
dat het loon op deze fooien is gebaseerd, maar een bui
tenlander weet dit niet en daarom stoot hij er zich
voortdurend aan. Soms zelfs in die mate, dat hij zich
voorneemt, in het vervolg ons land niet meer te bezoeken.
De organisaties, die het vreemdelingenverkeer bevorderen,
trachten daarom dit euvel uit de weg te ruimen. Doch het
fooienstelsel is in ons land een ingeworteld kwaad, waar
voor men niet gemakkelijk een oplossing kan vinden.
Jammer want we willen er zelf óók wel af!
En waarschijnlijk zouden we het allemaal veel prettiger
vinden, wanneer goede manieren en hulpvaardigheid
jegens anderen meer gemeengoed werden in ons land,
zodat niet alleen de vreemdelingen, maar wijzelf daarvan
zonden kunnen profiteren: thuis, in de fabriek en op
kantoor, op plaatsen waar men samenkomt en op straat.
Er is, wat de baldadigheid van onze jeugd betreft, reeds
veel verbeterd, bij vroeger vergeleken. Doch over het al
gemeen vertoont ons volk, bij al zijn goede eigenschap
pen,toch nog een gebrek aan discipline. Daarom is het
goed, nauwkeurig te kijken in de spiegel, welke het
buitenland ons voorhoudt, te zien, welke onze gebreken
zijn en te trachten, die weg te werken.
We kunnen er alleen maar beter van worden!
ENIGE SLOTINDRUKKEN VAN HET WERK TE BOLLÈNE
Moest ik in mijn vorig artikel enige indrukken weergeven,
welke vergezeld gingen van een noodkreet om het tempo
op te voeren, in dit artikel wil ik U op de moeilijkheden
wijzen, waaronder aldaar gewerkt wordt.
Tijdens mijn verblijf heb ik er warmte en koude mee
gemaakt. De koude werd veroorzaakt door een atmosferi
sche storing, welke naast deze koude een dag van regen
en wind opleverde. U zult zeggen, regenen doet het hier
toch ook, maar zo bar is het hier toch niet, want een
dergelijke regenbui zouden wij hier een zondvloed noe
men.
Iemand, die wel eens in Limburg geweest is, kan zich
een beeld vormen van de terreinmoeilijkheden: de grond
neemt het water niet tot zich en daardoor wordt het ter
rein herschapen in een ldeibrei. Het lopen is er dan
alleen mogelijk, indien meji zich van een paar kaplaarzen
voorziet. Voor de werklieden is dit erg moeilijk, daar het
aanschaffen van schoeisel nogal veel zorgen baart.Ook
moet men zeer goed op het materiaal letten, daar dit
anders onder de klei gelopen wordt.
Het terrein wordt niet eerder begaanbaar, of er moet veel
wind komen, doch als het weer goed opgedroogd is,
berg je dan maar, want in minder dan geen tijd zitten je
ogen en oren vol zand.
Ook zijn er nog wel transportmoeilijkheden. Er wordt bij