LEIDING E
TOEZICHT
ZIEKTEWET
Hoe staat men in het algemeen tegenover leiding en
toezicht in fabriek of werkplaats??
Dit is zeer verschillend en hangt hoofdzakelijk af van
de aard en de geestelijke gesteldheid van het individu.
De meeste werknemers in een bedrijf zijn het er vrijwel
over eens, dat leiding en toezicht onontbeerlijk is voor
de goede gang van zaken.
Velen echter zijn een andere mening toegedaan. Zij zien
in een chef of baas een boeman, die altijd voor je neus
staat als je hem juist ergens anders wenst, een hinder
lijk iemand, die er alleen is om je op je fouten en te
kortkomingen te wijzen, een betweter van je reinste
water. Zij achten ieder toezicht misplaatst en degene,
die het uitoefent, een sta-in-de-weg.
Dit is misschien een beetje kras uitgedrukt, maar waar
is het.
Zij, die zó denken, denken verkeerd!
Maar door deze verkeerde zienswijze, zijn zij het toch,
die de goede geest in fabriek of werkplaats ondermijnen
en het voor de bazen moeilijk maken. Zij zijn wars van
samenwerking en staan negatief tegenover de noodzake
lijkheid van het kweken van een onderlinge band in
kameraadschap.
Een werkgemeenschap, zoals de Gusto toch ook is, heb
ik wel eens horen vergelijken met een groot gezin, één
grote familie, waarvan ieder lid samenwerkt om het
einddoel 1 de totstandkoming van het product te
bereiken.
Wat gebeurt er in een gezin, waarin geen of maar
'n slappe leiding is?
Tien tegen een, dat het misgaat!
Ieder gezinslid volgt dan zijn eigen weg en het samen
bindend element gaat verloren.
Welnu, dan is het toch zonder meer duidelijk, dat in
een groot gezin, zoals we ons een werkgemeenschap
voorstellen, toezicht en leiding nodig is, wil men komen
tot een goed functionerend geheel. Logischerwijs zijn
er dus mensen aangesteld die leiding moeten geven en
hebben te letten op orde en regelmaat.
Hiervoor zijn personen gekozen, die door jarenlange er
varing en kennis geacht worden voor hun taak berekend
te zijn. Het vérdelen van het werk en het toezicht op
het vlotte verloop ervan, is hun tenvolle toevertrouwd.
Nu weet ik heus wel, dat hiervoor sommigen mees
muilend de schouders zullen ophalen en zullen wijzen
op bepaalde bazen, die h.i. tekortschieten in hun lei
dende taak. Deze zijn er ook inderdaad. Dat valt helaas
niet te ontkennen.
Laat men echter bedenken, dat uitzonderingen de regel
bevestigen, dat wij geen van allen volmaakt zijn en
iedereen kan falen. Laat men ook vooral de blik vesti
gen op eigen tekortkomingen. Afbrekende critiek wordt
zo gemakkelijk gegeven.
Leidinggevende figuren wonen in een glazen huis. Zij
kunnen slechts respect afdwingen door hun gezag, hun
prestaties en hun gedrag.
Alleen wanneer aan deze drie voorwaarden wordt vol
daan, mogen zij verwachten, dat men zich inderdaad aan
hun leiding overgeeft.
Heus een moeilijke, maar tevens een mooie taak!
Moeilijk vooral in deze na-oorlogse tijd, nu de hele
wereld nog her- en derwaarts wordt geslingerd en er zo
velen hun geestelijk evenwicht nog niet hebben terug
gevonden, nu de jongeren onder ons, opgegroeid in jaren
van misère en losgeslagen levensnormen, ons, ouderen,
dagelijks voor nieuwe problemen stellen, waarvoor wij een
oplossing moeten zien te vinden.
Maar mooi tevens, omdat er zoveel voldoening kan lig
gen in het terugvoeren van de losgeslagen geesten naar
normale denkwijzen, en het opvoeden van de jeugdigen
tot flinke kerels, die meer lust hebben in hun werk en
mee willen werken aan de opbouw van een gelukkiger
gemeenschap.
Het is daarom meer dan ooit zaak, dat degenen, die
met een leidende functie zijn belast, zich ten volle van
hun verantwoording bewust zijn.
Immers, met het aanvaarden van die taak, hebben zij
tevens de plicht op zich genomen zorg te dragen voor
het wel en wee hunner ondergeschikten.
Als zij hun taak zó zien en opvatten, dan zal dit de
grondslag vormen voor een betere, prettiger samen- i
werking en onderlinge verstandhouding en zullen uit
eindelijk ook demeest eritisch aangelegden in hun
superieuren de leider en vriend gaan zien, die het beste
met ze voor heeft.
Zij dienen nimmer uit het oog te verliezen, dat, evenals
in een goed gezin, in de fabriek niet kan worden vol
staan met toezicht alleen. Er is ook leiding nodig, goede,
verstandige leiding, welke niet alleen economisch, maar
maar ook moreel verantwoord is.
Want alleen dan kan verwacht worden, dat ieder zijn
plicht zal doen, dat er een prettige arbeidssfeer zal ont
staan en men het gaan naar de fabriek niet meer als
een dwang zal aanvoelen, terwijl dat „hatelijke" toe
zicht dan veel minder scherp zal kunnen worden. Dan
zullen beide categorieën elkaar leren waarderen, naar
elkaar toegroeien en zo ongemerkt komen tot dat grote
familieverband, waarover ik reeds sprak. Dan pas zullen
alle krachten gebundeld worden in dienst der gemeen
schap en zal deze daartegenover stellen de waardering
van onze persoonlijkheid. H.
In het vorige nummer van het Zeskant hebben wij het
een en ander geschreven over het niet verschijnen in
de verbandkamer en over de daaraan verbonden, onaan
gename gevolgen.