DWARS DOOR GRIEKENLAND Reisindrukken uit Griekenland (IV) schip brak in tweeën en zo vonden honderden de dood in de golven. Van dat schip, hebben mijn mannen en ik 15 mensen kunnen redden. Aldus de redder van zovele mensen levens. Zie hem daar zitten, de 87-jarige, in gedachten nog altijd even vechtlustig tegen de woedende en brui sende elementen als 70 jaren terug. Hij wordt nog ge- tracteerd op een rokertje, menigeen bindt met hem nog een praatje aan en daarna mogen wij, die er belang in Zodra men buiten de enigszins grotere plaatsen komt, is hier armoe troef. In de klei-achtige dalen worden de woningen opgetrok ken uit gedroogde leemklonten. De voet bestaat dan meestal uit gestapelde rolstenen en daarop de kleiklonten. Indien er een verdieping op komt, bestaat die uit een soort baksteen en het geheel wordt afgedekt door een plat dak. De kozijnen worden er later ingezet. Ramen met ruiten erin schijnen vooral op het platte land luxe te zijn. De ontstane muurgaten worden óf niet dichtgemaakt, óf met planken zo'n beetje tegen de zon gesloten. In de steden bestaat de bouw meestal uit een beton geraamte, opgevuld met een holle steensoort en afge pleisterd. Overal hangen er balcons aan, maar verder is men niet klaar gekomen, geen pleisterwerk en geen ramen. De huizen zijn toch maar bewoond. Zo zag ik er één, waarin 200 kamers waren en dat 600 gezinnen herbergde! Allemaal évacué's uit de opstan dige gebieden. De reis van Drama naar Serres gaat per trein, heel langzaam. Eerst nog een stationnetje in de vlakte en dan de bergen in. De temperatuur is zo hoog, dat men geen stoom wolken ziet. Wij stijgen langzaam uit de vlakte en komen in het onveilige gebied. Iedereen is vol pver allerlei overvallen en hoeveel doden er geweest zijn! Het stijgen van de trein gaat traag. Om de 500 m is het traject bewaakt en om de 2 km is een hoofdwachtpost. Als de trein passeert, wordt er een erewacht betrokken, die ontzettend staat te zweten onder zijn Engelse helm. stellen, van dek af nog even in de motorkamer kijken. Daar blinkt alles als goud en zilver, in één woord hulde aan deze redders voor hun naastenliefde en opoffe ringsgezindheid. Daarna nemen wij afscheid von de president „Jan „Leis" en varen terug naar Rotterdam, na een driewerf „Hoera" voor kapitein en bemanning van de „Beta" gaan we allen na een genotvolle dag op zee, huiswaarts. W. van Dalen (J.& K. Smit) De laatste wagon is een platte wagon met afweerge schut. de bedieningsmanschappen nemen het zo nauw niet en kruipen in de schaduw van dit instrument, met gevolg, dat toen er eens een overval plaats had, ze niet op hun post waren en door hun tegenstanders werden gedood, zodat de trein zonder verdediging was en werd uitgeplunderd. De bandieten gebruikten hier achtergebleven moffen- munitie, zoals pantservuisten, waarmee ze de locomo tief bestookten. De trein stopt nu bij elke commandopost, om brieven en vooral water af te geven. In plaats van 2 uur, doen we bijna 5 uur over de reis. Er zijn enige tunnels in het traject en we stoppen vrij wel altijd midden in zo'n tunnel. De bergen zijn hier haast allemaal kalkrotsen. Deze houden geen water en verweren snel. Al het water zakt naar de dalen, vandaar dat ze er daar zo'n overlast van hebben en er moerassen ontstaan. In de dalen zijn bronnen bij de vleet met goed, zuiver drinkwater. Verder bestaan de bergen uit een jong soort marmer, vermengd met klei, zodat het marmer wat troebel is en niet zo mooi. Alle huizen hebben marmeren vloeren, kozijnen enz., maar van tweede kwaliteit. We komen op een hoogvlakte. Ten zuiden van ons loopt een riviertje, dat zich steeds dieper insnijdt, totdat het riviertje op het laatst wel 70 m diep ligt en volkomen een „canyon" vormt.. De trein rijdt aan de voet van de Noordelijke bergen. De kalkbergen zijn kaal, maar onderin de canyon treft men de weelderigste plantengroei aan. Het riviertje komt uit zijn canyon te voorschijn en ver volgt zijn weg op een lager gelegen gedeelte. De trein gaat met grote kronkels langs de helling naar beneden. Het riviertje vormt op dit vlaktetje vele moerasjes, die zwart en wit zijn van de daarin vissende ooievaars. We naderen nu de vlakte van Serres. De grond wordt nu steeds vochtiger. Op een ogenblik is er een mengelmoes van halfwilde paarden, ooievaars en zigeuners, die elkaar goed schijnen te kunnen ver dragen Soms, bij een station, zijn er cypressen, maar meestal wilgen, die overal groeien, waar water is. In Serres wachtte ons een auto; het station ligt wel 5 km van de plaats af. De trein loopt leeg, want nu begint het gevaarlijkste stuk. Omdat de vlakte vroeger één moeras was, hebben ze de trein langs de rand der bergen gelegd, die bijna tot aan de Bulgaarse grens doorlopen. Ik ben er geweest per jeep, om de zuiger „Drama" te bekijken, die in het meer van Kirkini ligt. Er zijn grote kudden van schapen, paarden, varkens en waterbuffels. Deze laatsten zijn mooie dieren, met plat achter in hun nek liggende horens. Hun kleur is rood achtig. Ze liggen aldoor in het water, alleen neus, ogen en horens erboven. Dat water wordt gedeeld met de varkens en ooievaars. Reigers heb ik er niet gezien, leeuwerikken des te meer en een soort Vlaamse gaai. 's Middags per jeep naar Kirkini. Zonder jeep hadden we er niets van terecht gebracht door de meer dan slechte wegen; en daarover rijden toch nog autobussen. (vervolg op blz. 15) INHOUD HET ZESKANT FEBRUARI 1949 Algemeen gedeelte Van de redactie blz. 9 Een vacantietocht met een kustvaarder blz. 10 Dwars door Griekenland blz. 11 Drie maanden tinbaggeren blz. 12 Bakkenzuiger „Saloum" blz. 13 Vragenrubriek blz. 13 Firmanieuws blz. 14-16 :t

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Het Zeskant | 1949 | | pagina 3