De schilder kurkt en de arbeider vraagt EEN HERINNERING AAN DE OORLOGSDAGEN IN ALLES WAT MEN O O 1 T VERRICHT. Als er op een boot in een verblijf een wand direct bloot gesteld is aan de buitenlucht, dan zal er condensering (vocht afzetting) optreden. B.v. bij de lantaarns op het dek, aan de onbeklede delen van de stuurhut enz. Om dit euvel (dat zeer hinderlijk is) te bestrijden gebruikt men het z.g. kurken. Wat doet die kurk? We zullen eens even vaststellen hoe het vocht ontstaat. Nemen we aan, dat het buiten kouder is dan binnen. De wand in het verblijf vertoont de geneigdheid warm te worden, maar dit wordt verhinderd door de van buitenaf in dringende koude. De waterdamp opgewekt door mens en verwarming, (waar warmte is ontstaat waterdamp) zet zich het water af, op een plaats, welke kouder is dan de damp. Dus op de bewuste lantaarn of op onbe klede delen. Door een steeds regelmatige uitwaseming van de personen of voorwerpen (water koken, zweten) enz. is het vochtlaagje op de wand steeds dikker ge worden. Da wateraanslag wordt zwaarder en gaat drup pels vormen, deze komen dan hinderlijk lekkend naar beneden. Het in de verf kurken is nu een middel om dit euvel te bestrijden. En nu schreef ik dit stukje om de vele meningen, welke ik er over gehoord heb, de juiste richting te geven, en wel deze: Kurk heeft een isolerende eigenschap, dus helpt, mits zorgvuldig aangebracht, het koude en warme element ter plaatse te overbruggen, m.a.w. had men eerst een koude buitenkant en een warme binnenkant, nu heeft men een koude buitenwand, een half koude- half warme kurk- laag en een warme binnenkant (populair gezegd). Dt overgang van koud naar warm is dus gebroken, dat is punt 1. Maar, zult U zeggen: „Waarom gebruikt men dan geen kukplaat". Zeer juist, maar die gemalen kurk heeft nog een andere werking en wel deze, dat de op pervlakte welke als vlakke plaat, het alsnog opkomende water moet kunnen laten verdampen (door tocht en vele andere mogelijkheden) zal door het relief van de kurk veel groter zijn (een gebroken lijn is groter dan een rechte). Concluderend kunnen we zeggen, dat de kurk lang niet bedoeld wordt absorberend te werken, maar te dienen als oppervlakte vergroting. Wel isolerend, dus niet absorberend. Dientengevolge is het verven van het kurk geen dwaas heid, zoals velen beweren en is het kurken een goed koop middel om condensvocht tegen te gaan, let wel: niet op te heffen. Als men het beslist wil opheffen, dan is isoleren en beschieten de enige juiste weg, maar dat kan niet overal, dus zolang er schepen varen, zullen de schilders kurken (tenzij er een beter middel wordt ge vonden). P. J. M. Na een ochtendmaaltijd, bestaande uit 2 plakken suiker biet, besloot ik mijn geluk eens met vissen te beproeven. Als gebbevisser heb ik in Schiedam en omstreken een bekende naam. Voor degene van de lezers, die niet weten wat een gebbe is, het volgende. De gebbe is een vis tuig, bestaande uit een stok van circa 8 meter, met een plank van voren en een 2 gaats ijzeren beugel van ach teren, 2 zij stokken van iepenhout en daartussen het net. Voorkant net 3.25, zijde 2.25, achter 1.25 m. Het was een koude grijze ochtend toen ik ter bestemder plaatse, in dit geval de Schie, mijn net afstelde. De zon kwam door, terwijl ik mijn eerste gooien deed. Veel ving ik nog niet. Enkele grote vorens en blieken, 3 kleine snoeken. Ik moest even rusten, er zit niet veel kracht in suikerbiet. Mejuffrouw Heijnen passeerde mij op de fiets. Mijn groet werd niet beantwoord. Zeker in ge dachten. Ik tuurde haar na, hierbij denkende aan de vordering en hoe zij tot het laatste toe onze Gusto-jon- gens een riem onder het hart stak. Van een boer die even een praatje met mij maakte, kreeg ik een pruimpje tabak en met nieuwe moed nam ik mijn vistuig weer op; een gooi, gelijktijdig een forse ruk, hoog opspat- tend water, een kolossale snoek, circa 94 cm, naar ruwe schatting 11% pond zwaar. Terwijl ik aanstalten maak te om hem in de viszak te doen, hoor ik opeens in het Duits, „ein Moment bitte". Ik keek op. Het was een Duitse hoofdofficier in gezel schap van een Duitse verpleegster, die tegen me sprak. Tussen de officier en mij ontstond nu een vraaggesprek. Hoeveel wilt U hebben? Geld speelt geen rol, maar ik moet die vis hebben. Ik vertelde hem, dat ik niet ver kopen wilde, daar ik aan geld niets had. Nu mengde de zuster zich in het gesprek, ik zei haar, dat ik ruilen wil de voor brood, of wat anders. Zij begreep de zaak beter. De twee overlegden samen even en dan knoopte hij zijn tuniek los, greep naar zijn portefeuille en gaf mij enige bankbiljetten, schreef een briefje en wees op de Duitse keuken, mij beduidend, dat ik de vis daar af moest ge ven.. Ik sloeg een eindje simonsgaren om de snoek en met een „gute Morgen" stapten zij op, aan het stuur rukkend en wringend de snoek. Ik telde het geld na, 115 gulden, ik stak het geld en briefje in mijn zak en vissend ging ik verder in de richting van de keuken. Ik legde mijn gebbe aan de waterkant en stapte naar de schildwacht. Een snauwend bevel „zurück". Ik toonde hem het briefje en terstond veranderde zijn gehele houding. Hij liet mij passeren. Ik klopte aan, de deur ging open en voor mij stond een geweldige kok. Ik dacht bij me zelve: ik wou, dat ik zo'n varken in de kuip had. Hij keek mij aan en snauwde mij toe: „Mensch was machen Sie hier?" Ik gaf hem het briefje en opeens: wilt U koffie, hij gaf mij een kroes koffie en drie sneden brood met dik vlees belegd. Ik at als een uitgehongerde wolf. Toen ik klaar was met eten, gaf hij mij 4 broden en met een ,,gute Morgen" vertrok ik. Ik liep de weg op en opeens stonden er twee kinderen voor mij. Zij zeiden niets, keken mij aan, in de grote grijze ogen een onuitgesproken vraag. Ik nam een brood en gaf het hun. de gezichtjes lichtten op in blijde verras sing en als jonge wolven knaagden ze om beurten aan het brood. Ik bond af, bergde mijn visspullen bij een boer op en met 7 pond snoek, 6% pond witvis en 3 broden, benevens het geld, ging ik huiswaarts in het schone vooruitzicht drie dagen vooruit te.kunnen. Zouden er onder de lezers zijn, die van mening zijn, dat ik met de vijand heulde, dan zeg ik U, dat ik meermalen mijn vis voor niets af heb moeten staan. En de woorden van die officier: „ik moet die vis hebben" lieten aan duide lijkheid niets te wensen over. Dit is een herinnering uit de hongerwinter en 't gebeurde in Januari 1945. M. v. L.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Het Zeskant | 1949 | | pagina 7