JAN ADRIAANSZOON LEEGHWATER
Uit de geschiedenis van ons vak
Weet u de overeenkomst tussen iemand die veel min
der en iemand die veel mèèr hersenen heeft, dan de
gemiddelde mens? Ze hebben allebei bij tijden gloed
nieuwe ideeën en worden daarom allebei door de ge
middelde mensvoor gek verklaardHet verschil
tussen deze beiden is, dat de laatste soort later dikwijls
„genie" wordt genoemd.
Zo ging het ook met Jan Adriaanszoon, een jonge kerel
die in de 16e eeuw in de Rijp woonde, een gehucht in
N.-Holland. De Rijp was niet meer dan wat vervallen
houten huisjes rond een kerk op een eiland tussen
uitgestrekte meren. Jan's vader was daar timmerman
en toen hij een jaar of 12 was, kwam hij bij z'n vader
in de leer en het zag er naar uit, dat hij eveneens tim
merman zou worden en de werkplaats later zou over
nemen. Maar het kwam anders: Jan was een pientere
jongen, hij gaat graag overal eens kijken, zwerft met
een roeibootje over de meren, klimt in de kerktoren en
onderzoekt het mecaniek van het klokkenspel, gaat kij
ken in de watermolens in de buurt, praat veel met de
mensen die hij ontmoet. Als hij iets ziet, wat hem
interesseert, pakt hij een potlood en papier en tekent
het na. Dan bestudeert hij het net zo lang tot hij be
grijpt, waarom iets,zo en niet anders in elkaar zit.
Vertellen oudere mensen hem over „vroeger", dan luis
tert hij goed, denkt er over na en schrijft het op als hij
meent dat het van belang is. En er is véél te vertellen
over „vroeger".
Vroeger n.l. waren die meren rondom zijn dorp niet zo
groot, de mensen weten nog te vertellen, dat daar, nu
ver in het water, het kerkhof was en daar stonden hui
zen en daar.... „Als we al dat water eens weg konden
laten lopen, denkt Jan, wat zou er dan een massa land
bijkomen." Maar als hij dat zegt, wordt hij uitgelachen.
Die grote meren leeg? Wie denkt er nou aan zoiets?
Jan bestudeert de watermolens die in de omtrek het
land drooghouden. Hij ontdekt fouten en gebreken. Hij
denkt er veel over na. Hij gaat tekenen. Hij ontwerpt
nieuwe modellen en probeert de vroeger gemaakte fou
ten te vermijden. De boeren aarzelen, maar toch, als ei
wat te repareren valt aan hun molens, komen ze naar
Jan Adriaanszoon en ze merken, dat zijn inzichten juist
zijn. Als hij 20 jaar is, staat hij ver in de omtrek be
kend als „de molenmaker van de Rijp".
Er gaan jaren voorbij, de Beemster wordt groter en
groter. Hij vreet dag aan dag aan het omliggende land
en wordt steeds gevaarlijker. Het kan er soms stormen
als op de Zuiderzee. Hij meet nu 1200 roeden in de
omtrek en de diepte varieert van 5 tot 9 Rijnlandse
voeten! Er kan zeker ruim 7000 bunders land droog
gelegd worden, als....
Toch gaan er meer mensen over denken. Het kan zo
toch ook niet blijven. Er wordt over gesproken. Hoe
zou het moeten? Een dijk en dan molens en droog-
malen. Jawel, maarwat zal dat kosten en wie moet
dat betalen?
Er zijn verschillende „deskundigen" die met plannen
komen. Eén daarvan is Jan Adriaanszoon. Hij laat zijn
aanbiedingen vergezeld gaan van adviezen en toelich
tingen die zeer de aandacht trekken enhet gevolg
is dat Jan wordt belast met het hoofdopzicht over de
droogmaking van de Beemster. Hij is er trots op en dat
mag ook wel. Hij, als eenvoudige timmermanszoon
heeft het dan, toch maar door eigen studie en hard
werken zover weten te brengen,
De Beemster droog.
Het gerucht dat de Beemster zal worden drooggelegd
gaat door heel Holland. Is men blij dat nu eindelijk
na eeuwen, de watergolf bedwongen zal worden? Nee!
Men schudt het hoofd en voorspelt dat het nooit zal
kunnen. Dit is God verzoeken, dit is onmogelijk, dat
kan niet!
Maar het gebeurt. De droom van Jan Adriaanszoon
wordt werkelijkheid. 26 molens malen het water over
de brede dijk, het water zakt lager en lager. Men
noemt Jan Adriaanszoon schertsend „ingenieur Leegh-
water" laag-water) en weldra wordt dit zijn naam.
Aan het eind van het jaar 1609 is de Beemster. bijna
droog. Bijna! Maar dan.... In Januari van het nieuwe
jaar steekt er een storm op uit het Noord-Oosten. Een
storm zoals de mensen in geen jaren hebben meege
maakt. Schuimend beukt het water tegen de dijken,
harder en harder tot de dijk om de Beemster bezwijkt,
bezwijkt op verschillende plaatsen. Dan is in één nacht
het werk van 2 j aar totaal verwoest
Maar de Nederlanders hebben zich niet laten ontmoe
digen door de vele slagen die de Spanjaarden hun toe
brachten, zij laten zich nu ook niet ontmoedigen. Ze
beginnen opnieuw. De dijken worden verbeterd, er ko
men meer molens bij en in Juli al malen de molens
opnieuw het water uit de Beemster. Twee jaar later,
zomer 1612, is de Beemster droog!
Het stadhuis te De Rijp, gebouwd door Leeghwater.
Ook in Graft en Jisp staan nog prachtige raadhuisjes
van Leeghwater.
De eerste oogst.
Het volgend jaar al, levert de Beemster een rijke oogst.
Men rekent dat de kosten van de drooglegging er in
enkele jaren uitgehaald zullen zijn.
Leeghwater is trots op zijn werk. Hij zou het liefst nu
meteen aan de volgende meren willen beginnen, de
Purmer, Schermer en Wormer. Maar het duurt jaren
eer alle tegenwerking overwonnen is en de Staten-Ge-
neraal hun toestemming geven.
Leeghwater gaat weer timmeren. Hij maakt allerlei
soorten molens, water-, koren-, olie-, zaagmolens. Hij
maakt klokken en horloges, hij bewerkt koper en ijzer,
hij snijdt in hout en ivoor. En in zijn vrije tijd(ü)
schrijft hij zijn herinneringen op, waardoor wij nu nog