WAT WEET U VAN DE L H. C. II
De kudde bestond uit een twaalftal beesten, waarvan er een
nog heel klein was. Daar alleen de jager een geweer had,
(ikzelf was gewapend met een revolver) verzocht hij mij in
de boom te willen blijven. Zelf wilde hij trachten met zijn
twee honden de kudde wat dichter te naderen om zekerder
te zijn van zijn schot.
Vanzelfsprekend volgde ik met spanning de verrichtingen
van mijn jachtgenoot. Op ongeveer dertig meter van de
buffels bleef hij staan, dicht bij een boom om daar zonodig
in te kunnen klimmen.
Zijn honden gaven geen kik en bleken goed afgericht te
zijn. Uit geen enkele beweging van de buffels kon ik op
maken dat ze de honden of de jager gehoord, gezien of ge
roken hadden. Alles ging dus naar wens.
Ik zag de Portugees zij n geweer aanleggen, richten en toen
klonk zijn schot. Elf van de buffels, met de kleinste in het
midden, gingen er als de weerlicht vandoor. De twaalfde
viel, maar stond bijna onmiddellijk weer op; blijkbaar ge
wond, maar niet dodelijk. Direct na het schot waren de
honden op de getroffen buffel afgerend, maar zo goed en
zo kwaad als het ging, koos ook deze het hazenpad.
Met een spijtige uitdrukking op z'n gezicht kwam de jager
bij me terug. „Niet goed geraakt", zei hij, „en ik had er nog
wel dum-dum van gemaakt door een kruis te snijden over
de kop van de patroon."
Ik klom weer naar beneden en samen beraadslaagden we
wat we zouden doen. Veel kon ik hem niet wijzer maken,
want het was de eerste keer dat ik aan zo'n buffeljacht
deelnam. Na wat wikken en wegen besloot hij de buffel ach
terna te gaan. Hij kon immers nooit ver weg zijn, tengevol
ge van de grote verwonding boven de voorpoten. Hoewel de
jager het mij eigenlijk afraadde, ging ik toch mee, om in
dien mogelijk en nodig hem te assisteren.
Nu begon het verreweg gevaarlijkste deel van onze tocht.
De buffel was naar een iets lager gelegen, drassig terrein
gevlucht om zich in het hoge gras te verbergen. We volg
den de bloedsporen en weldra liepen we in het spoor dat
de buffel zich gebaand had door het lange gras. De honden
liepen voorop, daarachter volgde de jager en ik sloot de
rij. Onnodig is het wel om te zeggen dat we onze wapens
schietklaar hielden. We legden op deze wijze enige hon
derden meters af en kwamen toen aan een plaats, waar
het spoor een hoek scheen te maken. Veel tijd om hierover
ons te verwonderen kregen we niet, want onmiddellijk
klonk er geblaf en gehuil van onze honden en met een
grote zwaai vloog onze grootste hond door de lucht en
kwam met een smak ergens in het gras terecht, waar hij
voor dood bleef liggen. De tot het uiterste getergde buffel
had van zijn hoorns gebruik gemaakt en met één machtige
ruk van zijn kop had hij onze grootste hond uitgeschakeld.
De jager loste een schot en wierp zich naast het pad in het
gras. Dit ziende deed ik hetzelfde, maar dan aan de andere
kant van het pad. De buffel keerde zich echter halverwege
om om zijn prooi, de hond, na te gaan en passeerde mij
rakelings. Gelukkig had hij echter alleen oog voor de hond
en scheen mij niet te zien; anders had ik het waarschijn
lijk niet kunnen navertellen. De zweetdruppels van angst
liepen langs m'n gezicht en ik durfde geen vin te ver
roeren.
Ik wist niet waar de buffel was gebleven en bovendien
moest ik oppassen, dat de jager mij in het hoge gras niet
voor de buffel zou houden. Daarom hield ik me doodstil.
Hoelang ik zo gelegen heb, weet ik niet, maar tenslotte
hoorde ik mijn tochtgenoot aan zijn geweer scharrelen.
Heel voorzichtig riep ik zijn naam. Daarop kwam hij te
voorschijn en we maakten ons zo vlug mogelijk uit de
voeten. Van de honden was totaal niets meer te bekennen.
Heel voorzichtig zijn we toen huiswaarts gegaan, waar we
onze beide honden aantroffen. De grootste bloedde uit
twee diepe wonden, welke we direct verzorgden. Wonder
boven wonder is het beest er niet aan bezweken, maar voor
de jacht was hij niet meer geschikt.
De volgende dag zijn enige inboorlingen op zoek gegaan
naar de buffel en vonden hem niet ver van de plaats waar
wij hem het laatst hadden gezien. Van een buffel was toen
eigenlijk geen sprake meer, want de jakhalzen en roofvo
gels hadden feestgevierd en niet veel van hem overgelaten.
Van de buffeljacht had ik voorlopig genoeg!
Teeuw.
Spraken wij de vorige keer met een bankwerker, dit keer
hadden wij een praatje met een 17-jarige leerling-draaier
uit ons bedrijf
Wij kregen het gevoel dat hij een lesje opzei toen wij hem
vroegen wat hij wist van de I.H.C.
Hij ratelde achter elkaar af: „I.H.C. betekent: Industrieele
Handelscombinatie Holland en heeft een kantoor in Den
Haag. Er werken 6 bedrijven aan mee en die heten: Gusto,
De Klop, Verschure, J. K. Smit, L. Smit en Conrad-
Stork. En dan weet ik er nog van dat de I.H.C. samen een
personeelskrant uitgeeft die ik erg leuk vind en waar wel
eens een foto van mij ingestaan heeft."
Het bleek dat het nog niet zo gek was dat wij dachten aan
een lesje, want deze wijsheid had de leerling tenslotte op
gedaan in de fabrieksschool, waar het een en ander over
de I.H.C. Verteld was. Dit zelfde gold ook voor de produc
ten die hij opnoemde, die wij kunnen maken.
Ook aan hem vroegen wij wat hij verwachtte van de I.H.C.
Het antwoord was wel erg in zijn eigen stijl, want hij hoop
te dat er „mieterse" excursies zouden kunnen plaats vin
den naar de bedrijven waarmee wij samenwerken. En hij
vertrouwde ons toe, dat hij zelfs droomde van een compe
titie op voetbalgebied tussen de leerlingen van de 6 be
drijven.
Wij hebben zijn woordenstroom over deze onderwerpen
wat moeten stuiten en hem gevraagd, of hij veel werkte
voor de I.H.C. Op dat moment mengde zich een collega
in het gesprek, die zei, dat hij helemaal niet veel werkte,
dus zeker niet voor de I.H.C., maar dit bleek als plagerij
bedoeld te zijn. Hij wist wel dat hij zo nu en dan voor
„C.O.-nummers" werkte, maar wat het C.O. betekende wist
hij niet. Wij hebben hem de raad gegeven, daarnaar dan
nog maar eens te informeren in de fabrieksschool.
Zijn verwachtingen liggen dus op een volkomen ander vlak,
maar wij wilden deze reactie toch niet aan onze lezers ont
houden.
INHOUD VAN HET ZESKANT
JULI 1950
Algemeen gedeelte
Van de Redactie, blz. 49
Vertrek .iPierre Dnrepaire" (C.O. 35), blz. 50
Op de Buffeljacht in de Congo, blz. 50
Wat weet U van de I.H.C., (II), blz. 51
De vier motorboppers vertrokken (C.O. 119-122), blz. 52
De Acetyleen gasfles, blz. 52
Iloe snel vaart dat schip, blz. 52
Kroniek der bedrijven, blz. 53
Foto van de maand, blz. 53