K'wn/eA dm bedmi>
v_
ven
WAT WEET U
VAN DE I. H. C.? (V)
de samenwerking van deze twee werven, een samen
werking die uitstekend was, was het wederom mogelijk
een mooi stuk werk af te leveren.
Ongetwijfeld zal ook deze kraan er toe bijdragen de
goede naam van de I.H.C. te bevestigen.
Nadat wij zoveel mannen hadden gesproken over de
I.H.C., vonden wij het prettig ook eens met een typiste
een gesprek te kunnen voeren.
Eerlijkheidshalve moet het ons van het hart dat zij, mis
schien hebben wij het wel ongelukkig getroffen, niet de
meeste belangstelling voor de I.H.C. had.
Natuurlijk, zij wist dat de I.H.C. bestond en zij wist
precies te vertellen dat het kantoor van de I.II.C. ge
vestigd is in Den Haag, Verlengde Tolweg 2, en zij wist
ons precies te vertellen, met naam en adres, welke 6
bedrijven in I.H.C.-verband samenwerken, want, zij moest
er veel naar schrijven.
Op onze vraag, of zij veel van de I.II.C. bemerkte in
haar werk, brak zij ogenblikkelijk los, door, wij zouden
haast zeggen een beetje spinnig, te klagen over de vele
brieven die zij moest typen. „Gelukkig", zei ze, „is dit
door onze telex wel heel wat minder geworden, maar
het is toch altijd nog ontzaglijk veel en het zijn altijd
de I.H.C.-dingen, die maken dat wij zo dikwijls op het
laatste nippertje klaar zijn, of te laat klaar zijn.
Wij hebben geprobeerd haar duidelijk te maken, dat wij
dit nu niet zo erg konden vinden, als daar tegenover
voordelen stonden.
„En, ziet u die voordelen ook?", vroegen wij. Of zij het
deed om ons te vleien weten wij niet, maar toen begon
zij te spreken over „Het Zeskant" en wij hebben de
zwenking meegemaakt en haar gevraagd, of zij dan nu
eens haar oordeel wilde zeggen over „Het Zeskant".
„Nou", was het antwoord, „ik vind het knal dat wij zo
nu en dan kunnen kijken naar foto's van allerlei werken,
die wij klaar gemaakt hebben, vooral als ik ook brieven
over dat werk getypt heb"
Ja, dit Zeskant vond zij toch wel een belangrijk voordeel
van de I.H.C.
Toen wij tenslotte nog weer terugkwamen op economi
sche problemen, die wij door middel van de I.H.C. beter
aankonden, toen heeft zij niet meer gesproken, alleen
maar heftig „ja" geknikt. En aangezien onze krant geen
film is, kunnen wij het hier alleen maar zeggen.
Zo lazen wij dan, voor u uiteraard, dat (eigen) firma-
nieuws van „De Klop" en daarin dat roemruchte artikel:
„Zorg dat u in een goed vel steekt". De huid van de
mens is een soort van ideale verpakking, zegt de Klopse
schrijver en die verpakking moet verzorgd worden. Met
water en Palmolive, menen wij. Maar waarom, O Klop,
ondanks die ideale verpakking, dan in jas en vest ge
kropen (of draagt u rok en blouse, en zo)? Is dat mis-,
schien een kwestie van gewoonte? Wij voor ons, snakken
ernaar in de herfstlichte avonden te dwalen, door Slie-
drecht langs „De Klop" of door h .t Haagse Bos in onze
ideale verpakking. Ons ideaal is ,!e ijsmuts op, wanten
aan, een bontjas, poolschoenen e i oorkleppen. En onze
Dulcinea aan onze zijde....
„Sloof je niet uit", zegt iemand in het Conrad-Stork.
Nieuws en dat doen wij dan ook niet. (In datzelfde num
mer dat wij gelezen hebben voor uw genoegen, staat een
artikeltje over voetballen. Is zeventien goals in vier
wedstrijden soms geen uitsloverijEn toch: „Sloof je
niet uit"? Wij hebben daarop eens verder gelezen dan
die kop en kwamen erachter dat bedoeld werd ,„Sloof
je wèl uit!" Wij generen ons vaak, zegt het artikel, om
ons uit te sloven; om anderen behulpzaam te zijn, des
noods ongevraagd. Wij, burgermannetjes, vinden dat
een beetje gek en willen er niet voor aangezien worden
ergens een wit voetje te halen. Zo zijn wij ook wel (een
weinig). Laten we ons in de toekomst maar eens (een
keertje) uitsloven. Allemaal witte voetjes halen bij
iedereen
In dat nieuws van Gusto u weet wel: waar de jenever
bomen groeien schrijft een meneer over zijn vacantie-
genoegens. Hij ging u raadt 't nooit hij ging
kikkers vangen. Gewone kikkers en salamanders. Het
jachtinstinct in ons, mensen, sterft nooit. Onze voor
ouders joegen op de holenbeer en de oeros, en wij,
d.w.z. sommigen onder ons, althans één van ons, jaagt
op kikkers. Niet met pijl en boog, maar met „gebbe" en
schepnet (Wat is een gebbe?). Zo is de mens van de
twintigste eeuw, een schepnet in de ene hand.... en
een atoombom thuis op zolder. Een stier, zo'n zware, vol
van de traditie van stieren van eeuwen her uit de tijd
van de oeros, zogezegd kon dat niet aanzien. Hij
daagde de kikker jager tot de jacht, een jacht op grof
wild. Maar de mens van de twintigste eeuw jaagt niet
grof. Toen werd die stier grof en joeg.... Dat is de
mythe van de 20e eeuw. Die stier afstammend van de
oeros joeg op een mens. Eens, in de dertigste eeuw,
vrezen wij, zullen stieren op mensen jagen, iedere dag,
met een schepnetje. Zo'n schepnetje en een gebbe, mis
schien. En de kikkers zullen lachen.
Verder lazen wij in het nieuws van J. K. weer over
jubilea, over afscheid en vertrek. Dat stemt ons altijd
een beetje weemoedig. Zo'n afscheid van een baas, het
vertrek van een machinist, of een jubileum.... Het is
altijd iets dat „voorbij" betekent. Een werkkring, een
samenwerking soms, een leven misschien, het gaat alle
maal voorbij en dan blijft alleen nog maar de herinne
ring; maar de wereld draait verder. Vandaag is het af
scheid van Baas van Genderen van J. K., morgen
Jansen en over twintig jaar wijzelf. Dan zijn er voor ons
bloemen hopen we een fruitmand of een enve
loppe met inhoud en dan is het weer voorbij. Volgende
week Jansen en over twintig jaar u misschien of wij
zelf.
„De Schakel" van Verschure geeft een slotartikel over
„De Weg der Electronen". Wij zijn blij dat het zover is.
Niet dat wij iets tegen electronen hebben, maar de
wereld is toch al zo onveilig met die atoombom. En dan
nog al die electronen langs de weg. Het wordt trouwens
alweer zo vroeg donker ook. In de gebruikelijke boek
bespreking lazen wij dat de Nederlanders 500 millioen
gulden aan sterke drank hadden gebruikt. Vijf tientjes
per man, vrouw en kind. Het lijkt ons wat veel; zelfs
voor ons, stille drinkers. Het artikel dringt aan op het
kopen van meer boeken, ofwel het meer kopen van
boeken. Dat gaan we dan maar doen. Op ieder boek een
fles en op iedere fles een boek; en dan langzaam aan
meer boeken.... en minder flessen. Steeds minder....
„Jaap" van L. Smit Zoon maakte een vacantiereis naar
Denemarken. Het is 'm daar goed bevallen, zegt-ie. En
wij weten uit onze (eigen) ervaring hoe gemoedelijk
die Denen zijn. Niets geen wilde Noormannen; vindt
je niet, Jaap? Jaap heeft zijn hart de rest van zijn
hart, dan verpand aan de Deense politie. Zo beleefd
en helemaal geen Wild West bewapening. Maar in
Denemarken roept men „Houdt de dief!" als het
nodig is en in Holland roepen ze „Houdt de agent!"
ook als dat helemaal niet nodig is dat is het
verschil.