UMSSCIIEEPS TEUATËR LOPEN
dekstuk
82
Het tewater lopen van een schip is altijd een belangrijk
gebeuren, zowel voor de opdrachtgever als voor de bou
wer. Ook trekt het gewoonlijk veel belangstellenden
naar de werf, zoals leveranciers, familieleden van het
personeel en omwonenden. Dikwijls worden dan allerlei
vragen gesteld, waaruit blijkt, dat velen niet weten hoe
een tewaterlating verloopt; voor hen moge deze beknop
te beschrijving nut hebben.
Vóór het opbouwen van een schip op de helling wor
den eerst de kielstoppings geplaatst, zware blokken, op
zeer korte afstand van elkaar gelegd, in de juiste schuin
te om straks het schip in het water te doen glijden.
De stoppings staan zo dicht op elkaar, omdat ze tijdens
de bouw en vooral bij de tewaterlating het scheepsge-
wicht moeten dragen zonder gevaar van verzakking;
vervolgens wordt het gehele vlak (de scheepsbodem)
gelegd en komen er links en rechts een rij met een
kleiner aantal zijstoppings kimstoppings)
kie/st, ppirtq
Jimstoppincf^
De kiel- en kimstoppings blijven de gehele bouwtijd op
de helling staan; alleen voor het klinken of lassen aan
de scheepsbodem ter plaatse van deze stoppings, wordt
gedeelte voor gedeelte weggenomen en later weer aan
gebracht.
Kan het schip weldra tewater gelaten worden, dan wor
den de bovenste stoppings vervangen, in het midden
door goten en sleden en aan de zijden door slagbed-
dings, waarover straks het schip wegglijdt. Men gaat
hierbij als volgt tewerk:
s/aoied-
goot
5
s/ayhed-
Is de vetlaag klaar, dan wordt de tijdelijk aangebrachte
onderstopping, waarmede de slede tegen de kielplaat
gehouden werd, verwijderd, de goot, ook ca. 4 meter
lang, onder de slede geschoven en slede met goot wor
den samen door scherpe keggen stevig omhooggeramd;
daar blijven ze zitten. Dit gaat zo door totdat de goot
van de voorsteven af tot aan de waterkant gelegd is.
Zouden er intussen geen voorzorgen genomen zijn, dan
zou het schip wel eens ontijdig kunnen proberen hoe
glad die vetbaan wel is. Maar gelukkig, ongeveer hal
verwege staat de klink" er borg voor, dat het schip
niet te vroeg tewater glijdt. Deze klink is in fig. 5
getekend in zijn eenvoudigste vorm, t.w. een schoor-
klink met keggen; eerst als de keggen weggeslagen
worden, valt de klink.
Tegenwoordig zijn er ook andere uitvoeringen, welke op
een afstand bediend kunnen worden, h.v. door degene,
die het schip doopt.
schoor lt/inlr
slede (vast c
De keggen en bovenste stoppingblokken van de kiel-
stopping worden telkens over een lengte van 4 m
weggehaald. De sleden, die onder de gehele kiellengte
van het schip komen te liggen, bestaan uit stukken van
4 m lengte. Elke slede wordt schoongemaakt, aan de
onderkant ingevet, op de kielstoppings gelegd en tegen
de kielplaat aangedrukt en tijdelijk onderstopt. Zo kan
men dus een hele serie sleden telkens één voor één
onder het schip brengen.
Nu is het de beurt aan de goot, waarvan de bovenkant
eerst voorzien wordt van een flinke vetlaag. Vroeger
gebruikte men hiervoor talkvet en daarop groene zeep;
tegenwoordig heeft men echter een ander product.
Nadat de afloopgoot gelegd is, volgen de slagbeddings
welke dienen om het omslaan van het afglijdende schip
te beletten. Door wind, gewichtverdeling, of b.v. wan
neer het schip gedeeltelijk tewater is gekomen, kan de
stroming het schip zijdelings doen overhellen. Wanneer
echter alles goed in z'n werk gaat, raken balk en slede
van de slagbedding elkaar niet. Meestal wordt de slag
bedding aangebracht even binnen de kimstoppings,
waarop het schip rust tot het ogenblik van het afglij
den is aangebroken.
De sleden van de afloopgoot en van de slagbeddings
worden nu stevig aan elkaar en aan het schip vastge
maakt.
Wanneer dit alles gebeurd is, wordt als laatste voorbe
reiding de fles champagne aan het voorschip opgehan
gen en een bordes voor de kop van het schip geplaatst
om de genodigden een geschikte plaats te geven.
Nu kan het grote ogenblik aanbreken, althans bij
hoog water (of bij L.S.Z. liever nog, als de ebstroom
even is ingetreden.)
De hoogte van het water aan het einde van de afloop-
baan (dus boven de schoeiing) speelt een grote rol; is
deze namelijk te gering, dan bestaat de kans dat het
schip gaat dompend.w.z. het schip rust dan niet over
de gehele lengte op de goot, doch het afglijdende ach
terschip zakt in het water weg, terwijl het voorschip
wordt opgelicht, zodat het schip draait en schuurt
over de schoeiing. Dit is uiteraard gevaarlijk voor de
beschadiging van het vaartuig, maar tevens voor de
schoeiing.