Ik zal een stukje schrijven voor „Het Zeskant' Maar ik weet waar achtig niet waarover. Ik begin maar met mijn gedachten op papier te zetten, terwijl ik onder de hand nadenk over welk onderwerp ik zal gaan uitweiden. 't Valt niet mee iets te schrijven dat een ander zal interesseren en wat je zelf ook aardig vindt, tenslotte is dit laatste ook heel voornaam. Je vindt het zo gauw gek of onbenullig om de resultaten van je litteraire aspiraties aan een ander voor te leggen, laat staan te publiceren in een personeelsblad. Je moet daar een soort minderwaardigheidscomplex voor overwinnen. 't Liefst zou ik schrijven over een hobby van mijzelf of over een on- derwerp waarvoor ik misschien meer belangstelling aan de dag leg dan een ander; maar steeds keer ik weer op 't zelfde punt terug, met andere woorden, ik weet 't nog steeds niet. Per slot van rekening moet het toch leesbaar zijn en nog boeiend op de koop toe als t kan. Het moet de lezer toch ook pakken. Een schrijver of schrijfster moet toch wel fantasie en inspiratie hebben om een heel boek van enkele honderden pagina's te schrijven; ik voel me maar een stumperd niet eens één of twee blaadjes vol te kunnen schriiven. En toch zal ik iets schrijven. Ik pijnig mijn kop om er een verhaal uit te persen, te dwingen, maar mijn geest laat me in de steek. Wel heb ik een heel mooie zin in mijn gedachten. Hij verandert wel steeds van vorm en inhoud, maar hij laat me niet los. In enkele seconden vormt en misvormt hij zich, het geen waarschijnlijk te wijten is aan de capaciteit van mijn geheugen. Gelukkig, hij staat op papier, 't Is werkelijk prachtig, de woorden zijn klankrijk en met een beetje verbeelding zit er ook kleur in, ik ben bang dat minder leesvaardigen deze kleur zal ontgaan, maar ach, t is alleen bedoeld voor kenners, dit stuk proza. In mijn gedachten hoor ik stemmen de zin neuriën, neen, zelfs zingen. Ik geniet ervan; heel ver weg zie ik mijn talent ontluiken. Waarde lezer, hebt U dat ook wel eens meegemaakt? Maar nu verderWat moet ik nu schrijven; de zin laat mij -alle mogelijkheden toe. Moet ik er nu een zakelijk stukje van maken, of iets geestigs? Eigenlijk dwingt mijn stemming me naar het dramatische 't Duurt ook bijna nog een week voor het de laatste van de maand is. Mijn gedachten dwalen af. Ik word er nerveus van. Afwezig zit ik met 9

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Het Zeskant | 1951 | | pagina 17