Daarvoor is het nodig dat hun „geestelijke inhoud gemeten" wordt.
De toegepaste psychologie of psychotechniek geeft daarvoor een hulp
middel. Schoolrapporten immers zeggen slechts tot op zekere hoogte
iets over iemands aanleg, maar de psychotechniek beschikt over de b'este
middelen om langs doelmatige weg te bepalen waarvoor iemand het
meest geschikt is. De beroepsadviseur is en mag geen dictator zijn, hij
mag niet bevelen en zijn inzicht doordrijven, maar hij meet voorzichtig
iemands verstandelijke, technische en handvaardige mogelijkheden. Hij
maakt uit test, gesprekken en observaties op, wat „er in iemand zit".
En op grond van koele nuchtere feiten geeft hij zijn advies. Hij is en
kan niet onfeilbaar zijn, maar een goed beroepskeuze-advies vermindert
de kans op mislukking, die bij lukraak beslissen misschien 50% is, tot
zeker 15%.
De psychotechniek wil mensen doelmatig uitkiezen. Wordt het meestal
aan het toeval overgelaten wat er uit de opgroeiende jongen zal worden,
moet hij vaak zelf maar zien hoe hij het rooit op een school, die niet
geschikt voor hem is en zich proberen te handhaven in een baan, die
hij niet aan kan; de psychotechniek gaat eenvoudig uit van de stelregel:
„Meteen de juiste mens op de juiste plaats". Bijna elk mens immers
bezit een bepaalde geschiktheid, en het gaat er dus om de jongere niet
zonder meer de wereld in te sturen, maar eerst uit te vinden, welke die
geschiktheid is. Pas dan is men verantwoord. Dan laat men de men
sen niet lukraak hun weg zoeken in de doolhof van beroepen en moge
lijkheden, maar gaat men na wat zij kunnen, waar hun speciale capa
citeiten liggen. En daarmee rekening houdende, laat men een beroep
kiezen.
De winst is groot, wanneer men aldus te werk gaat. Talloze teleurstel
lingen in werk en studie kunnen voorkomen worden. Hoeveel levens
geluk wordt niet vergald, hoeveel huiselijke vrede verstoord, hoeveel
geld en tijd verkwist omdat Jan een richting of werkkring ingeduwd
werd, die hem niet ligt? Als men zich in zijn werkkring niet prettig
voelt, als men niet méé kan, ontstaat een gevoel van weerbarstige on
verschilligheid óf men krijgt het verlammende, alle initiatief dodende
gevoel over zich van het niéts meer kunnen, niéts meer durven. Bij een
goede keuze is hiervoor weinig of geen gevaar. En van hoeveel belang
is het ook niet voor de maatschappij, dat ieder de plaats inneemt waar
voor hij de meeste geschiktheid bezit?
Ieder, die zich in deze tijd weer gesteld ziet tegenover de klemmende
vraag „Wat moet ons kind gaan doen?", moet doordrongen zijn van
de waarde van de psychotechniek bij de beroeps- of studierichtingkeuze.
Er zijn in ons land verschillende voortreffelijke bureaux, die zich hier
mede bezighouden en belangstellende ouders alle inlichtingen kunnen
geven. En het is de moeite waard, dat men zich hiervoor enige inspan
ning getroost: het gaat om een kostbaar goed, het levensgeluk van Uw
kinderen en het belang van de maatschappij.
6