r*
y
t>es
ei
as
des
ces
Vervolg
Er zijn ook toonladders met mollen. De eerste is die van. „f". Onveranderü
zou hij luiden:
f- g- a- b- c- d- e- f
De halve tonen liggen tussen vier en vijf en zeven en acht. We verla9™
b tot bes (door een mol en de toonladder is in orde. De volgende
toonladder wordt telkens gebouwd op de vierde toon van, de vo.ige. Die
met 2 mollen is de toonladder van bes.
Dan volqen es. as, des, ges, en ces. ,111
We geven weer de voortekeningen zoals die op de balk moeten worden
genoteerd.
Voor de bas- of f-sleutel worden de voortekeningen 2 trappen lager geno
teerd, daar ook de noten 2 trappen lager geschreven worden dan degelijk
namige noten in de viol- of g-sleutel (zie hoofdstuk 2 fig. 3)Voor het
onmiddellijk bepalen in welke toonaard een muziekstuk geschreven, staat,
hebben we het volgende ezelsbruggetje: Bestaat de voortekening «t Iffuaen.
dan verhoogt men de laatste kruis met een halve toon en men heeft
grondtoon, bijv.:
1 kruis aan de sleutel; geeft aan: f wordt ris.
fis verhogen met een halve toon, de grondtoon is ,,g
Bestaat de voortekening uit mollen dan geeft de voorlaatste mol de toon-
aard aan Bijv.: 3 mollen aan de sleutel, geeft als grondtoon „es Alleen
de toonaard „f" heeft geen voorlaatste mol, aangezien deze toonaard met
1 mol aan de sleutel wordt genoteerd. Tenslotte bestaat er nog een eigen
schap voor de gr. tertstoonladder en wel: De volgorde der noten in stijgende
lijn is omgekeerd evenredig aan de volgorde der noten in dalende lijn, bijv.:
c- d- e- f- g- a- b- c
stijgend
c- b- a- g- f- e- d- c
dalend
Om nu met juistheid te kunnen zeggen in welke toonaard een bepaald
muziekstuk is geschreven, kijkt men naar de voortekening en naar
de slotnoot of naar het slotaccoord. Maar daarover
22 (0)