HERFST
HET IS WEER
Het verdient nog vermelding, dat de Heer Solinger enige weken geleden
voor zijn 40 jaar trouwe dienst werd vereerd met de bronzen medaille,
verbonden aan de Orde van Oranje Nassau.
We geloven te mogen aannemen, dat de Heer Solinger aangename her
inneringen aan zijn jubileumdag zal bewaren.
Hoe zee re vallen ze af,
de zieke zomerblaren;
Hoe zinken ze, altemaal,
die eer zoo groene waren,
te grondewaardl
Hoe deerlyk zyt gy ook
nu, boomen, al, bedegen;
Hoe schamel, die weleer
des aardryks, allerwegen,
de schoonste waart!
Guido Gezelle.
De zomer is voorbij. Erg vroeg dit jaar. En we zitten midden in de Herfst.
Het jaargetijde, dat altijd weemoedig stemt. Zware wolkenmassa's, grauw
en donker-dreigend jagen over ons heen; zwanger zijn ze van koude
regen, sneeuw en hagel. De bladeren vallenen hoe schoon de dichter
het ook zegt, voor mij is het verlies, verlies van schoonheid, dat heimwee
geeft. Het zwarte bouwland, met kraaien bemand, ligt ontdaan van de
gulle rijkdom, die de aarde de mens enkele maanden schonk. De wijde,
bloeiende heide, begint reeds bruin te worden en heeft haar paarse pracht
verloren. De stammen van de bomen glimmen van het vocht. Het riet
langs de oevers van plassen en rivieren staat zachtjes zijn pluimen te
wiegen. Stil en verlaten zien we de nesten van de verdwenen, vrolijke
zangers. Over de weiden hangen de ochtendnevels, melkwit, kil.
Weemoed vervult ons hart bij het zien van dit sterven in de natuur,
van het vergaan van wat eens mooi was.
Maar naast de weemoed, kan de Herfst toch ook blijmoedig stemmen
als we gedenken, dat het geen echt sterven is. Onder het vergane blad
leeft het en de bomen vormen botten, die in het voorjaar opnieuw zullen
zwellen en opengaan. De natuur sterft niet; ze gaat rusten, krachten ver
zamelen voor hernieuwde groei en bloei.
De wereld heeft ook tijden van hernieuwing en verval. Thans is het
Herfst. Maar niet alleen van de natuur, ook van de mensenwereld geldt
het mooie woord, dat ik las en dat mij trof: Alle wisseling is cjelijk aan
de wolken en de nevels, waarachter de oneindige, onbeweeglijke hemel
zich uitstrekt en waarmee zij in verband staan. De wolken drijven heen;
de eeuwigheid blijft. H.
132 (0)