Want o, Ironi cus jij eens een meisje
Als je weet dat GéDéGé achter je staat
Die opgaaf is moeilijk gemakkelijk uit te voeren,
Want als hij het ziet, wordt er over gepraat.
9
Je kijkt o zo graag wel eens even bij buurman
Over de schutting, of soms wel in huis.
En zie je daar wat, of krijgt wat te horen,
Dan is het voor de personen in kwestie niet pluis.
10
Je tikt als je maar kan, een ieder op de vingers
Als de één eens wat schrijft, of de ander wat doet.
Je maakt het een ieder gemakkelijk wel moeilijk,
Maar moeilijk maak je het gemakkelijk voor iemand weer goed
11
Gemakkelijk maak ik het mezelve zeer moeilijk.
Mogelijk kom ik moeilijk gemakkelijk hier af.
De moeilijkheid is, het gemakkelijk te dragen;
Een pluim draagt gemakkelijk, maar moeilijk de straf.
12
De moeilijkheden worden groter en groter,
Voor mij dan althans geen gemakkelijke zaak.
Want „o Ironicus" hij is zo zo critisch,
Zelfs vissen die zwommen, zwemmen nu nog maar raak.
13
Maar beste Ironi cus jij maar gerust hoor
Gé Dé Gé heeft beloofd, ik blijf bij De Klop.
Voor deze keer wordt het van moeilijk gemakkelijk.
De moeilijkheden voor mij stapelen zich huizenhoog op.
14
O moeilijke puzzle, gemakkelijk van aanzien,
Wat liep ik bij jou toch gemakkelijk er in.
Maar mogelijk moeilijk en zo gemakkelijk mogelijk
Krijgt de Redacteur van Het Zeskant gemakkelijk zijn zin.
Hij komt op zijn gemak gemakkelijk te weten,
Hoeveel moeilijke en gemakkelijke woorden het zijn,
In een gemakkelijke stoel, met wellicht een sigaartje
In 't hoofd, en aan moeilijkheden geen pijn.
16
Voor mij is het moeilijk van het puzzlen af te stappen
De woorden zijn vele, maar mijn pen wordt te bot.
Maar al was hij nog scherp, dan stap ik er toch af,
Want „IRONICUS" zit In Het Complot.
C. SMIT
(L.S.Z.)