het waargenomene met zijn verstand. Om er zeker van te zijn dat het
eindresultaat van zijn onderzoekingen af is. moeten zowel zintuigen als
verstand ook af, volmaakt, zijn. Onderstaande tekeningetjes bewijzen U
met één klap hoe weinig volmaakt om te beginnen de ogen al zijn. In
het linkse tekeningetje en in het rechtse zijn de binnenste cirkels precies
even groot, maar een kind kan zien (dat denkt het tenminste) dat het
rechtse binnencirkeltje kleiner is.
Die betrouwbaarheid waarmee onze ogen zien, wat ze zien, valt dus
tegen. En wat zien onze ogen eigenlijk van alles dat er te zien is? Een
klein gedeelte van de werkelijkheid. De zon verlicht de aarde met het
„witte" zonlicht, dat is samengesteld uit de zeven kleuren van de regen
boog, van rood tot violet. Maar de zon zendt ook nog andere stralen uit;
infrarood (net als de Philips Infrafil-lamp) en ultraviolet licht (net als
een hoogtezon). Onze ogen zien niets van dat alles. Wij kunnen het
slechts met instrumenten meten.
Met dat meten is het een vreemde zaak. Dat doen we in de fabriek ook
al. We praten over kalibers en toleranties. Dat laatste woord betekent
in feite: toegestane afwijking, wat bewijst dat het meten geenszins vol
maakt is. In de werkplaats zijn we misschien al blij als we tot op een
duizendste millimeter nauwkeurig zijn. De laboratoriumgeleerde komt
misschien op een duizendste van een duizendste millimeter. Maar geen
enkele meting is absoluut nauwkeurig.
Is het al treurig gesteld met ons meten en zien, nog treuriger is het ge
steld met ons redeneervermogen, ons verstand. Het beste bewijs daarvoor
is het feit, dat de man die één draaibank verder staat of één tafel verder
zit, tot een andere kerk of andere politieke partij behoort dan U zelf. Het
is één van de grote voorrechten in ons vaderland, dat dat kan en mag.
Ieder van ons heeft recht op een eigen mening, gebaseerd op wat hijzelf
heeft ondervonden en geleerd. Maar wanneer de waarheid weten een
kwestie was van zien, meten en redeneren, dan hadden wij allen dezelfde
meningen.
119