EEN GROOT PROBLEEM
(VERVOLG)
HOE VOEREN WIJ HET GESTELDE IDEAAL UIT?
Als men zich een ideaal stelt, dan moet het zó zijn, dat het niet alleen
van betekenis is voor de huidige samenleving, maar dat het kanten in-
houdt voor hen die na ons komen, in casu voor onze eigen kinderen. De
aanvaardbaarheid moet ook niet geacht worden voor een bepaalde groep,
doch ieder, wiens aanleg en karakter in die richting wijst, moet dit zonder
enig voorbehoud kunnen aanvaarden.
Punt één van de uitvoering is dan dat wij het plafond zo hoog mogelijk
opschuiven. Dus ook de Ambachtsschoolleerling moet, mits hij de gaven
daartoe bezit, kunnen opklimmen tot de hoogste sport van de maat
schappelijke ladder of tot het hoogst wetenschappelijk niveau. Hem mag
niet levenslang een minderwaardigheidscomplex als een loden last opge
legd worden.
Punt twee is dat de beroepskeuze dan pas gesteld mag worden als de
beroepsaanleg zich aftekent. Immers, arbeidsvreugde is altijd gebonden
aan de beheersing van het beroep. Niet dat beheersing van het beroep
altijd arbeidsvreugde zal opleveren, maar wèl is de arbeidsvreugde gebon
den aan de beheersing van de uit te voeren taak.
Hieruit volgt dat er ruimschoots gelegenheid moet zijn dat de beroepsaan
leg zich duidelijk laat onderscheiden. Er moet een testperiode komen,
waarin met vrij grote zekerheid kan worden vastgesteld of de leerling
een handvaardigheidsberoep moet kiezen, en zo ja, welk.
Zo moeten wij de aanleg aftasten.
De aanleg is één zijde. Tegelijk moet de physische geschiktheid (dat is de
lichamelijke geschiktheid voor elk beroep vereist) ons de weg wijzen naar
het bij de jongen passend beroep. Dat is eveneens van groot belang. Een
jongen met een uiterst zwak en gevoelig gestel zal minder geschikt zijn
voor hellingtimmerman dan een flinke robuste knaap. En een jongen met
grote eeltige handen is weer niet geschikt voor fijn instrumentmakerswerk.
Vervolgens moet het karakter beoordeeld worden. Een chauffeur b.v. mag
nooit het karakter van een „streber" hebben. Hij zal de oproep van Prins
Bernhard, die hij aan het begin van de veilig verkeersweek hield, in zijn
(0) 145