KLEUR EN VERF J Na hetgeen we in ons inleidend artikel over het ontstaan van de kleuren hebben gezegd, willen we nu de kleur in algemene toepassing bespreken. Voor het goed toepassen zijn er vele factoren, die meespreken, waaronder: le. Waar moet de kleur gebruikt worden? Men kan in een vuile en morsige afdeling geen wit toepassen. 2e. De indruk, die de kleur verwekt. 3e. De aard van het te verven object. Als we kleuren verstandig willen kiezen, dan vragen we ons af: Wat zijn er op die plaats voor gebreken, die we door middel van de kleur kunnen opheffen? Is het lokaal te hoog; te laag; te lang? Spreken de ramen te veel of zijn er veel deuren, veel planken of schappen, laden, banken? Iedereen weet, hoeveel aesthetische gebreken vertrekken, winkels of an dere verblijven kunnen hebben. Vele zijn met kleur te verbergen of op te heffeni. Als voorbeeld: In een muur zijn te veel ramen naar ons gevoel. Dan is het zaak, deze ramen zo weinig mogelijk te laten spreken. Dit be reikt men, door de ramen in de muurkleur te schilderen. Zitten in die ramen te veel belemmeringen (sponningen), dan geeft men met een ge broken wit de accentuerende schaduwen geen kans. Is een plafond te hoog, dan wordt het donkerder dan de omgeving geschilderd of een bovenfries wordt op de muur aangebracht. Zo is er voor elke oneven wichtigheid een oplossing. Dit is het verstandig aanbrengen van de kleur. Mensen zijn erg gevoelig voor kleuren. Eigenaardig is echter, dat de meesten van ons ze niet of moeilijk onthouden en nog minder ze kunnen benoemen. Alle mensen spreken van een blauwe lucht. Zij is echter nooit blauw, zelfs midden in de zomer niet. Soms groen, soms geel, violet of rose, veel grijs, maar blauwnooit! Zij geeft alleen een blauwe indruk. Men kent koude (blauwe) en warme (rode) kleuren. Gezellige, saaie, sombere, blijde en noem-maar-op-kleuren. Onze stemming wordt er door beïnvloed en dat is heus van veel belang. Een met zorg gekozen kleur zal een kamer, hut of cantine gezellig maken. En nu de aard van het te verven object. Wie en wat komt er in? Ieder verblijf heeft dan zijn eisen. Om dit te bespreken is een boekdeel nodig. Laat het ons hier genoeg zijn te zeggen, dat crème alleen niet de zalig makende kleur is; dat een rustige kleur niet saai behoeft te zijn; dat veel en sterk kleurenverschil niet altijd nodig is; dat elke „zoete" kleur gevaar lijk is voor het gevoel; dat men in een leeszaal de mensen stil en rustig moet maken. In een feestzaal blij en vrolijk. In een kamer stemmig; in een hut huiselijk en in een winkel kooplustig. Besluiten we met een vermaning: Denk aan de rode lap op een stier. Laat het U nooit groen en geel voor de ogen worden en men kan bij het kleur-kiezen nooit de zaak blauw-blauw laten, zoals het maar al te dik wijls gebeurt. J. P. M. (Gusto) 10

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Het Zeskant | 1954 | | pagina 26