imgieterij
Peer Gynt, het bandeloze geesteskind van de Noorse dichter Ibsen, zou,
indien hij op een zijner nachtelijke dwaaltochten de gieterij mocht betreden,
vol schrik terugdeinzen bij de lugubere aanblik daarvan.
En zich vol onbehagen zijn avonturen herinneren in de grot van de mach
tige bergkoning.
De gietvormen, spookachtig verlicht door de walmende vlammen der ont
snappende gassen, veranderen voor de fantasierijke Peer weldra in, enorme
catafalken, terwijl de grote zwarte katers, genesteld op hun magere schou
ders, hem met vurige groene ogen zouden aanstaren.
Die katers zijn echter harde werkelijkheid, want hier pleegt Kees, de
gieterijkater, een groot deel der genegenheid voor zich op te eisen tot
groot ongenoegen der andere spinners. Laten we echter catafalken en
katers over aan de heersers der duisternis en wenden we onze nuchtere
blikken naar de grondstoffen, opgestapeld voor de hal. Grote hopen ijzer,
kolen en stukken blauwe steen.
En dan behoeft men waarlijk geen Peer Gynt te zijn om de fantasie de
vrije teugel te laten. Dit geldt dan in hoge mate voor de blauwe steen,
die in hoeveelheden, vastgesteld volgens magische formules, worden mee-
gesmolten om het zo fel begeerde eindproduct zuiver te krijgen.
100 (0)