f Hoofdmotor 2 Electromagncti'schc koppeling. 3. Tandwielkast. 4 Schroefas. turbine-trappen) dan bij directe koppeling mogelijk zou zijn. Deze wijze van aandrijving geeft nog meer voordelen, vooral het wegens het gewicht veel handelbaarder zijn van de onderdelen van de machine bij reparatie, terwijl ook het gewicht van de totale installatie lichter uitvalt (dit ondanks het gewicht van de tandwiel-overbrenging). Een ander voordeel is, dat de kleinere snellopende motoren een aanzienlijk lager zwaartepunt van het geheel geven, dan bij direct gekoppelde machines en ook een lagere bouw hoogte, waardoor vooral bij passagierschepen meer ruimte ter beschikking komt op de hogere dekken, terwijl bij uitvallen van één, of twee motoren het schip varende blijft en men gedurende de vaart kan repareren, hoewel dit laatste meestal niet gebeurt. Figuur 1 en 2 stellen diverse aandrijvingen voor zoals deze tegenwoordig worden toegepast. Figuur 2 is de opstelling zoals deze is in het motorschip „Willem Ruys". Men kan echter de verbinding van de motor, resp. turbine, maar niet zo zonder meer met een vaste flenskoppeling uitvoeren, vooral wat betreft de motoraandrijving. Het draaimoment van een turbine is constant, doch van een verbrandingsmotor wisselt de snelheid van de krukas gedurende één omwenteling zelfs, waardoor ook de tanddrukken wijzigen, hetgeen zeer nadelig is voor een geruisloze gang van de tandwielen. Het is daarom Fln,ti,ch« ,.rb,M,na j wenselijk de motoren op elastische wijze met de aandrijf rondsels te kop pelen. In fig. 3 is een dergelijke elas tische verbinding schematisch voorge steld. De as 1 is de krukas van de motor welke uitgerust is met 'n zwaar vliegwiel 2. Het tandrondsel 3 is niet direct met de krukas 1 ver bonden, doch is gekoppeld met een holle as 4. Motor. (Vervolg van dit artikel in het volgende nummer 95

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Het Zeskant | 1954 | | pagina 23