HET KOPPELEN VAN DE MACHINE AAN DE SCHROEFAS (2) De aandrijving van het tandronsel 3 wordt nu verbonden met de krukas van de motor door een dunne as 5, welke met het oog op de elasticiteit zo lang mogelijk gemaakt is. De opzet van deze constructie is dus, dat de wisselingen van het draaimoment van de krukas zullen worden opgenomen door de wringing van de as 5 en hierdoor het rondsel 3 in veel mindere mate zullen bereiken, terwijl de doorbuiging van de krukas, welke ontstaat door de op deze as uitgeoefende stangkrachten, door de elastische as 5 zo goed als in het geheel niet op het rondsel overgebracht zal worden. Er is ook een andere, zo niet betere manier van askoppelen en wel d.m.v. de vloeistof- of hydraulische koppeling, waarvan in figuur 4 een schema tische voorstelling is gegeven. In principe bestaat de inrichting van een vloeistofkoppeling uit een combinatie van een centrifugaalpomp en een zogenaamde vloeistofturbine, figuur 4. De werking is als volgt; De motor 1 drijft een centrifugaalpomp 2 aan. De door deze pomp geleverde vloei stof wordt gebracht naar de vloei stofturbine 3, waarin de drukhoogte wordt omgezet in arbeid welke aan de schroefas 4 wordt overgedragen. De vloeistof wordt daarna weer door de centrifugaal pomp 2 aangezogen waardoor een gesloten kringloop is ont staan. De vloeistof, welke warm wordt, koelt men weer in de koeler 5. Als vloei stof gebruikt men normale smeerolie omdat daarmede slijtage en intering der lopende delen voorkomen wordt.Het is niet nod*g, dat de pomp en de vloeistof turbine hetzelfde aantal omwentelingen maken, doch men geeft voor motorin stallaties meestal de voorkeur aan vloeistofkoppelingen, welke geconstrueerd zijn voor een verhouding van overbrenging van 1 1 zodat dus de drij vende- en de gedreven as theoretisch hetzelfde aantal omwentelingen maken. De gehele constructie wordt hierdoor veel eenvoudiger en de snel heidsreductie van motor- en schroefas wordt dan geheel overgelaten aan een tandradoverbrenging, waardoor de vloeistofkoppeling alleen de onregelmatigheden van het motordraaimoment van de tandrondsels vrij houdt. Een tweede voordeel van deze vloeistofkoppeling is wel deze, dat men door het aftappen van de vloeistof uit het systeem de motor van het rondsel kan loskoppelen. Hierdoor kan het aanzetten van de motor met ontkoppelde schroefas geschieden, waardoor het verbruik van aanzetlucht verminderd wordt. Wat de hierboven vermelde theoretische overbrenging van 11 betreft, moeten we toch opmerken, dat er altijd nog enige snelheidsvermindering optreedt. Dit wordt de „slip" van de koppeling genoemd en wordt uitgedrukt in procenten van de omwentelingssnelheid van de as (drijvende as). Indien dus de verhouding van de overbrenging theoretisch 1 1 is, dan zijn de draaimomenten van drijvende- en gedreven as gelijk en geeft de slip aan: het percentage van de arbeid, dat in de vloeistofkoppeling verloren gaat. Dit percentage arbeidsverlies komt in de vloeistof als warmte terecht, welke steeds hoger in temperatuur zou worden, indien niet in het circu latiesysteem een goede oliekoeler was opgenomen. Fi'g=4. Schema vloeistof koppeling 103

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Het Zeskant | 1954 | | pagina 15