SEMOR en JUNIOR
J. de Bruin Sr en J. de Bruin Jr., vader en zoon, Ouwe Jaap en Jonge
Jaap, zoals ze genoemd worden, werken in dezelfde fabriek. Ouwe Jaap als
sjouwer en Jonge Jaap als metaaldraaier. Ouwe Jaap heeft nog nooit een
vak geleerd. Heel vroeger is hij koetsier geweest bij een stalhouderij, maar
mét de paarden verdween zijn beroep! Nu is hij sjouwer. Hij doet zijn
werk goed, maar zo af en toe heeft hij toch nog wel heimwee naar zijn
jeugdjaren, toen hij netjes gekleed in zijn lange jas en met een hoge
hoed op op de bok zat. Hij kende zijn paarden en zijn paarden kenden
hem en het leven was vredig en goed.
Zijn zoons heeft hij een vak laten leren. Jonge Jaap, zijn naamgenoot en
oogappel, ging naar de Ambachtsschool en vandaar naar de leerschool van
een groot bedrijf. Nu staat hij aan een splinternieuwe Amerikaanse draai
bank en zwaait naar zijn vader als deze met wagen voorbij rijdt. Jonge
Jaap weet van werken! Als hij 's avonds thuis komt, vertelt hij, wat hij
die dag gemaakt heeft. Als hij het heeft over werkstukken, die hij onder
handen heeft en van de moeilijkheden, die zich bij het maken er van
voordoen, dan zegt Ouwe Jaap al gauw, dat het hem te geleerd wordt.
Weet hij veel van micrometers en toleranties! Op de bok had hij dat niet
nodig en als sjouwer evenmin. Maar hij ziet toch wel met trots naar zijn
zoon, die dat allemaal wél geleerd heeft, die zulk mooi werkt maakt en die
zoveel weet.
Ouwe Jaap en Jonge Jaap zijn de vertegenwoordigers van de oude en de
nieuwe tijd. Mensen als Ouwe Jaap hebben altijd eerlijk hun best gedaan
en zijn nuttige leden van de maatschappij geweest. Maar de tegenwoordige
maatschappij heeft meer behoefte aan mensen van het slag van Jonge
Jaap. Het land heeft behoefte aan mensen, die hun vak verstaan en kwali
teitswerk kunnen leveren.
Toen Ouwe Jaap nog jong was, leefde ons land van de handel. We hadden
een land van melk en boter en we leverden van onze overvloed aan de
buurlanden, speciaal aan Engeland. Men vond de kunstboter, de margarine
uit. Margarine was veel goedkoper dan roomboter en de „handige" zaken
lieden begonnen de roomboter met margarine te vermengen, zodat zij nog
goedkoper konden leveren. Deze knoeierij werd al gauw ontdekt; de Ne
derlandse handel verloor zijn goede naam. „Holland bloeit weer, Holland
knoeit weer!"; dat gezegde deed in die tijd opgeld.
Er moesten maatregelen worden genomen om de Nederlanders tegen zich
zelf te beschermen. De boter kreeg een Rijkskeur en daarmede kwam er
een einde aan het geknoei.
Men ziet dus, dat er in een bepaalde periode niet zo heel erg naar de
kwaliteit van het uitvoerproduct werd gekeken. Een dergelijke periode
(0) 13