KOPIJ Het was dat weekend een drukkend warme nacht en ik kon maar niet in slaap komen. Niet alleen van de warmte, maar ook door de medewerking van duizenden muggen, die om de stormlamp zoemden. Nu schijn ik voor al het vliegend, kruipend en vooral stekend gedierte zoiets als een „donor" te zijn. Het duurde niet lang, of ik was overdekt met rode plekjes; zelfs mijn wenkbrauwen waren niet met rust gelaten. Ten einde raad smeerde ik mij helemaal in met petroleum en dat hielp. Maar het middel was erger dan de kwaal. De muggen bleven weliswaar uit de buurt, maar ik kreeg het gevoel, of ik van onderen tot boven in brand stond. Mijn vriend scheen immuun te zijn; hij lag tenminste rustig te slapen en ik heb hem de gehele nacht niet gehoord. Bij het aanbreken van de dag, toen hij uit zijn diepe slaap ontwaakte, hoorde ik hem echter wél. Hij zei: „Goeie morgen, je stinkt als de p. Als ik jou was, zou ik maar gauw gaan zwemmen!" Met een „Tot kijk!" nemen we afscheid en ik loop dwars door de duinen naar zee. Onderweg verras ik een patrijzen- moeder met haar kroost; ik zie veel konijntjes; ik verlustig me in de bloei van de teunisbloemen en van de blauwe zeedistels; ik klim een duin op enzie een paal met een bordje er op. Jullie raden het wel: geen penningnummer, maar het bekende artikel 481 W.v.S. Maar bordje of geen bordje, ik ben op het strand gekomen. Ik loop de zee in en worstel me door de branding. Zó; nu krijg ik de lange golven! Ik ga op m'n rug drijven. Boven mij de diep-blauwe hemel; de zon werpt licht flitsen over het water. Stil-genietend laat ik mij op en neer deinen op de aanrollende golven. Ik tuur naar een groepje roofineeuwen, dat boven de zee zweeft. En dan plotseling krijg ik een stoot en voel iets glads langs mijn huid strijken. Dan duikt er een vissenkop uit het water en op een fractie van een seconde kijken we elkaar aan: de bruinvis en ik! Dan is hij weer weg. Van de schrik vergeet ik te zwemmen. Half gestikt en met een maag vol zeewater wend ik mij naar het strand. Als ik achterom kijk, zie ik een stuk of vijf bruinvissen achter mij aan door het water dartelen. Ineens heeft de angst mij te pakken. Alles speelt door mijn hoofd: te ver in zee; geen mens om te helpen; als die bruinvissen nu maar niet in mijn jatten bijten! Dan, ineens, is het alsof ik een stem hoor, die zegt: „Rustig, rustig, kalm!" Wat het is, weet ik niet, maar plotseling valt alle angst weer van mij af. Met krachtige slagen zwem ik naar het strand en even later voel ik het zand weer onder mijn voeten. Het leed is geleden! Een poosje daarna riep ik op de Werf bij het verplaatsen van een brug eens de hulp in van een van onze jongens. En wie beschrijft mijn ver bazing. Hij komt aanlopen en ik hoor het hem nóg zeggen: „Rustig, rustig, kalm!" M. v. L. De kopij moet een lange weg afleggen, voordat het kant en klaar gedrukte nummer U bereikt. Het beginpunt bepaalt, wat het eindpunt dat bent li zal lezen. Probeert U ook eens het beginpunt te zijn. Van U naar Uw firmaredacteur is maar één stap. Zet die stap eens; zet die stap eens wat vaker! 114 (0)

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Het Zeskant | 1955 | | pagina 16