E-55 Wanneer we met de een of andere vriend in gesprek komen, dan wordt in tal van gevallen gevraagd: „Ben je al naar de E 55 geweest. En als we die vraag dan bevestigend beantwoorden, dan volgt de tweede vraag: En hoe vond je het?" We hebben tegen de E 55 maar twee bezwaren en die zijn: onze beide voeten! 's Morgens om 10 uur zijn we de tentoon stelling binnengegaan en 's avonds tegen half zes gingen we naar huis met slechts één wens, n.l. niet meer behoeven te lopen. Nog nooit ben ik de Rotterdamse tram zó dankbaar geweest als die dag. Teqen tien uur in de morgen was er op het voorplein bij de hoofdingang een drukte van belang. Groepen militairen, klassen van scholen, vereni- qinqen die een dag uit waren en daartussen dan nog van die enkelingen, die niet in groepsverband kwamen. Dan gaan de poorten open en de stroom gaat naar binnen. We kopen een catalogus en een E 55-speldje en we voelen ons geheel geïnstalleerd. Dan gaat het met de stroom mee naar de eerste stand, die „Nederland in de wereld" heet. Geloof nu met, dat we U een compleet verslag van de gehele tentoonstelling gaan geven. Dat zou zeer vervelend worden en bovendien veel te veel plaatsruimte kosten: we zouden dan de gehele catalogus van 118 bladzijden moeten weergeven en daar denken we niet aan. We hadden een vast plan gemaakt: bepaalde stands wilden we op ons gemak bezien en als er dan nog tijd over zou zijn, konden we altijd de rest noq bekijken. Wat we wilden zien waren de Staatsmijnen de Metaal industrie, de Scheepsbouw, de Woninginrichting en dan nog hier en daar een van de vele cafés en restaurants. We lopen dus in een vrij snel tempo langs de klokkenverzamehng en door de grot met de voorwereldlijke dieren en dan komen we bij de afdeling Delfstoffen. Eerst een mijngang, die volkomen met de werkelijkheid overeen stemt en dan komen we aan het kolenfront! In de verte horen we al het ratelen van de transportband; en daar staat een onvervalste Limburgse mijnwerker, die toezicht houdt en op alle gestelde vragen een antwoord weet Het is er slechts spaarzaam verlicht, zodat men de illusie kan hebben een paar honderd meter onder de grond te lopen. We komen uit de mijn gang en vinden dan weer grote tabellen en grafieken waaruit we kunnen zien wat er allemaal uit steenkool kan worden gemaakt. Via verschillende stands komen we vrij plotseling in een ruimte die aan de hal van een station doet denken. En dat is het dan ook. We gaan naar het loket om (0) 105

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Het Zeskant | 1955 | | pagina 7