machinekamer-personeel beslist specialisten te zijn; vanzelfsprekend tot grote „vreugde" van het dekpersoneel. Want, eerlijk is eerlijk, dit drama overkwam ons helaas ook in Algiers, Port Said, Djibouti en Colombo. En die dekmensen vanzelfsprekend maar „gek op dat machinekamer-personeel" zijn. De 23e augustus vertrokken we dan 's avonds om 7 uur van de B.P.M. en hiermede was het begin van een reis van 8200 mijl gemaakt. Nadat we in de sluizen van IJmuiden geschut hadden en we voor het eerst met dit vaartuig volle zee invoeren, ging om ca. half twaalf de loods van boord. Nu, daar ging het dan. Het eerste zeetje waar de „Karnafuli" kennis mee maakte, nam hij zeer elegant en hij raakte hierdoor in een behoorlijke slingering. Nu was het ongezellige van onze hele reis dat de „Karnafuli", behalve dan in de havens die we onderweg aangedaan hebben, niet meer uit deze slingering is gekomen. Dat is overigens vanzelfsprekend, aangezien er twee zware draaiende grijperkranen op het dek staan waardoor het schip enigszins topzwaar is geworden. Daaraan dient te worden toegevoegd dat de „Karnafuli" geen gewoon zeeschip, maar een baggervaartuig is en bestemd voor het ver richten van werkzaamheden, op rivieren en in havens. Het was gelukkig prachtig weer, wat evenwel niet wegnam, dat het schip maar bleef slingeren en zo voeren we dan Het Kanaal en de Golf van Biscaje door. Wij voeren dicht onder de Portugese kust in de richting van Lissabon, waar we de loodsboot praaiden voor het verzenden van telegrammen naar de Maatschappij. Wij passeerden bij daglicht de straat van Gibraltar, hetgeen als steeds ook nu weer een imposant gezicht was en zetten koers naar het onrustige Algiers om weer brandstofolie te bunkeren. Wij meerden aldaar om onge veer 10 uur aan de bunkersteiger en vertrokken vandaar weer om 16.00 uur. Van de onrust daar ter plaatse hebben we gelukkig niets gemerkt. Vervolgens ging het op Port Said aan. Het weer hield zich uitstekend. Er was een gemiddelde windkracht 4. (Windsnelheid 1926 km|/u) en er kwamen kleine, langer wordende golven. De witte schuimkoppen begonnen vrij veel voor te komen. In de Golf van Bone wakkerde de windkracht echter aan tot 7 (Wind snelheid 4565 km/u). De golven werden hoger en het witte schuim van de brekende koppen begon zich als strepen in de richting van de wind te ontwikkelen. Toen kregen we vast een voorproefje van wat ons te wachten zou staan, wanneer er werkelijk stormweer zou komen. Onderweg praaiden we La Valeta, de haven van het eiland Malta, ook weer voor het verzenden van telegrammen. We arriveerden 's morgens te Port Said en verbleven hier vierentwintig uur, waarvan een klein gedeelte voor het oliebunkeren en voor het overige maar wachten om een convooi te vormen voor de vaart door het Suez- kanaal. Wij hadden in Port Said een gezellige avond bij de Hollandse Consul en ontmoetten ter plaatse ook nog diverse mensen van de le Suez- zuiger „Louis Perrier" (CO. 278), welke bij Gusto is gebouwd. En zo vertrokken we daarna 's morgens om ongeveer 4 uur in convooi door het Suezkanaal en passeerden op één van de Bittermeren een ca. 50.000 tons Supertanker. Het was een enorm gevaarte! In het Suezkanaal was het erg druk met alle mogelijke in werking zijnde baggervaartuigen en wanneer al deze vaartuigen een bouwwerfvlag hadden gevoerd, dan zouden de meeste met de I.H.C.-vlag getooid zijn geweest. (Wordt vervolgd) 16

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Het Zeskant | 1956 | | pagina 4