BEATI
RONDLEIDING „START"
In het Stedelijk Museum te Schiedam, thans het
El Dorado van de moderne kunst, hebben we deel
genomen aan een excursie onder leiding van de
heer Mulder, lid van een door de Koningin gevormd
comité tot steun aan jonge kunstenaars. De heer
Mulder wees er op, dat men bij de moderne schil
derkunst niet in de eerste plaats op de „afbeelding"
moet letten, maar op de „compositie". Het gaat dus
om de kleurschakering, om de lijn en om de totale
indruk, die een doek geeft. In de klassieke schilde
rijen komen dezelfde waarden voor als in de
moderne schilderingen.
In de Middeleeuwen werd zeer sterk gelet op de
inhoud van een schildering, terwijl de tekening
soms veel te wensen overliet. In de Gouden Eeuw waren zowel inhoud
als techniek subliem, maar er werd zeer veel op de ateliers uitgewerkt,
wat in de natuur geschetst was. Later kwam bij de impressionisten het
zuiver naar de natuur schilderen meer in zwang en daarbij werd zó nauw
keurig gewerkt, dat de compositie in wezen bijzaak werd.
De Modernen, vooral Van Gogh, schilderden volgens een geheel andere
stijl; de compositie werd veel belangrijker dan het detail. De Modernen
geven in hun schilderijen uitdrukking aan hun innerlijke gevoelens en stem
mingen. Dit in aanmerking nemende komen we tot de conclusie, dat men
de schilderijen van schilders als Karei Appel slechts kan beoordelen als
men de schilder en diens stemmingen van nabij kent.
De moderne schilders zoeken een nieuwe weg, los van het oude en
conventionele. Bij hen is de emotie primair en komt de techniek op de
laatste plaats. Zij hechten meer aan het spel van lijn en kleur, dan aan het
wat men zou kunnen noemen plegen van plagiaat op de natuur. Men
wil geen „plaatjes" meer maken, maar impressies en impulsen in kleur en
lijn weergeven. De toeschouwer staat daar echter vreemd tegenover, omdat
hij geen aanknopingspunt meer vindt. Men ziet lijnen, kleuren, vlakverde
lingen, maar men komt niet gemakkelijk achter de bedoeling en de gedach-
tengang van de schilder. En dit stempelt de schilder bij de gewone man tot
een charlatan, een kwakzalver, een bedrieger. Men vindt het een schan
daal, dat de schilder iets, dat men niet kan vatten of begrijpen, als een
kunstwerk durft te presenteren.
Als het waar is, dat in de moderne schilderijen dezelfde waarden liggen
als in de „Oude Meesters", dan zullen we de schilderkunst van eeuwen
her nauwkeurig moeten gaan bestuderen, wil het ons mogelijk zijn, iets
van de „Modernen" te begrijpen. Laten we deze Modernen niet bij
voorbaat verguizen. Bedenk, dat de Kunstenaar, die de fakkel draagt, ons
steeds ver vooruit is. Dat is altijd in de historie het geval geweest.
Voor ons, gewone „Beati-mensen" (zonder complexen), is het verstaan
van de „Moderne Kunst" echter nog een moeilijk, zo niet onoplosbaar
probleem.
P. J. M.
46 (0)