MET DE GRIJPERHOPPER „S.D. KARNAFULI" VAN AMSTERDAM NAAR CHITTAGONG (CO. 295) (II) Hier volgt het tweede en laatste deel van het verslag van de reis van de Heer v. Keulen met de „S.D. Karnafuli" van Amsterdam naar Chit- tagong, waarvan wij het eerste deel in het nummer van vorige maand hebben kunnen lezen. Hierna ging het de Rode Zee in. Nu is begin september wel de slechtste tijd van het jaar om deze zee even te „doen", want dan is het er bijzon der warm. Het was aan één kant jammer voor ons, dat de beunkleppen van de „Karnafuli" zo goed sloten, waardoor er maar weinig water in de hopper stond, anders hadden wij daarin een ideaal zwembad gehad. Wij hebben ons toen maar beholpen door een slang met een sproeier eraan op het achterdek te plaatsen, die als doorlopende douche gebruikt werd en waar van dan ook een veelvuldig en dankbaar gebruik is gemaakt. En dank zij de rijke ervaring van het Wijsmuller-personeel kregen we per dag dubbele rantsoenen drinks" t.w. twee bier, drie cola en twee borrels. Het was een reuze uitvinding van deze makkers, waarvoor zij dan ook grote waarde ring ondervonden. Het gebeurde soms wel eens dat van sommigen van de bemanning de dorst groter was dan het rantsoen, zodat er niets anders opzat dan om de wacht bij de ijskast te betrekken en daar de „drinks" af te laten koelen en dan maar tegelijk te consumeren. Zo bereikten we zon der moeilijkheden de haven van Djibouti. Deze havenplaats in Frans Somaliland is gelegen in de mond van de Rode Zee, alwaar men tevens in de Indische Oceaan komt. De bestaande haven is wel klein maar goed uitgerust. Men is daar echter bezig met het aanleggen van een nieuwe haven, wat echter op een bijzondere manier ge beurt, nl. met handkracht. Duizenden koelies lopen hier in een gesloten kring en verzetten de grond in mandjes, welke natuurlijk op het hoofd worden gedragen. Het is verwonderlijk om te zien hoeveel grond er op deze wijze nog wordt verzet. Ik heb direct de instanties, die met de uit voering van dit werk bezig waren, opgezocht en ze uitgenodigd om onze Grijperhopper eens te komen bezichtigen. Dit werd dankbaar aanvaard en bijzonder op prijs gesteld, 1 e Djibouti werd in de voorpiek extra brandstofolie gebunkerd, omdat we de oversteek over de Indische Oceaan voor de boeg hadden. We vertrok ken nog dezelfde middag en zo waren we aan het langste gedeelte van de tocht begonnen. Het was nog steeds mooi weer. Maar na het passeren van het eiland Sokotra voeren we in de daar heerende moesson, met een windkracht 9 (Windsnelheid 66 67 km/u. Hoge golven; zware strepen schuim in de richting van de wind. De rollers beginnen zich te vormen. Het zicht kan door verwaaid schuim worden beïnvloed). Dit duurde zo ongeveer een week waarna het weer gelukkig iets beter werd. In ieder geval liepen we na 12 dagen Colombo binnen. 35

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Het Zeskant | 1956 | | pagina 23