UITWISSELING VANvIDEEEN de
Het was in het najaar van 1902, dat de heer C. F. Stork in Hengelo een
lezing hield en vertelde, hoe de directie van een Amerikaans bedrijf prijzen
uitgeloofd had voor leden van het personeel voor ideeën en opmerkingen
die zouden leiden tot verbetering van een in dat bedrijf ontworpen machine.
Op 12 oktober 1903 werd in de Kernvergadering van de Koninklijke
Machinefabriek Gebr. Stork en Co. N.V. te Hengelo de vraag gesteld:
Kan iets dergelijks ook niet in onze fabriek ingesteld worden? En op
11 januari 1904 was de instelling van een „opmerkingenbus" bij Stork een feit.
In de loop der jaren is dit voorbeeld door tal van ondernemingen gevolgd.
„De Ideeënbus" is thans een algemeen voorkomend verschijnsel en alle
vennoten van de I.H.C. hebben een ideeënbus. Bij de ene onderneming
floreert de ideeënbus misschien iets beter dan bij de andere, maar overal
komen ideeën binnen, die leiden tot verbetering van de werkwijze, tot
besparing op materiaal, tot verhoging van de veiligheid enz.
Wat gebeurt er nu met de ingezonden ideeën en opmerkingen? De goede
worden beloond en in het bedrijf toegepast. Maar zouden de ideeën, die
bv. bij Conrad-Stork worden ingezonden, ook niet van belang kunnen zijn
voor de Klop? En de ideeën van L. Smit en Zn. voor Gusto enz.?
Natuurlijk is dat mogelijk. Wanneer de I.H.C.-vennoten willen profiteren
van de bij een hunner ingekomen ideeën, dan is het nodig dat men van de
resultaten van eikaars ideeënbussen kennis kan nemen. Daartoe zijn ver
tegenwoordigers van de I.H.C.-vennoten een keer bij elkaar gekomen, en
er zijn bepaalde afspraken gemaakt, die hierop neerkomen, dat iedere ven
noot maandelijks een opgave van de beloonde ideeën rondzendt aan de
overige vennoten. Vindt dan een van de vennoten daarbij een idee, dat hij
misschien zou kunnen gebruiken, dan wordt hem op zijn verzoek een
afschrift van het volledig uitgewerkte idee toegezonden. Zo kunnen alle
zes de werven profiteren van het bij één der vennoten ingezonden idee.
Is daarmee de kous af? Geenszins. De inzender van een idee heeft van de
eigen onderneming een beloning ontvangen en het idee wordt in die onder
neming toegepast. Maar als een andere vennoot van de I.H.C. dat idee
nu óók gaat toepassen, dan is het redelijk, dat de inzender iets extra krijgt,
want door de grotere toepassing heeft het idee ook meer waarde gekregen.
Daarom is afgesproken, dat de I.H.C.-vennoten, die het idee van een
andere I.H.C.-vennoot gaan toepassen, aan de inzender van het idee een
premie toekennen. Hoe hoog die premie moet
zijn, is niet van te voren te zeggen. Het kan
zijn, dat een idee, dat bv. bij Werf Gusto
wordt ingediend, bij die werf een belang
rijke besparing oplevert en bv. met 50.
wordt beloond. Wordt dat idee nu door een
der andere vennoten overgenomen maar
levert het daar een geringere besparing op,
dan zal de door die andere vennoot te be
talen premie natuurlijk lager zijn dan 50.
Maar het omgekeerde is ook mogelijk.
In ieder geval wordt door de uitwisseling
van de ideeën en opmerkingen bereikt, dat
de vennoten van de I.H.C. over en weer hun
voordeel kunnen doen met de verschillende