van de gemiddelde snelheid, waarbij bleek dat we iets harder gevaren
hadden dan de contractueel vastgestelde 10 mijl. Dat was dus dik voor
elkaar.
Inmiddels waren voorzieningen getroffen om het defect in orde te
brengen, zodat er op de volgende maandag gebaggerd zou kunnen worden.
Die morgen om half zes waren we weer present om per bus in de
richting Moerdijk te gaan. In de haven van dit plaatsje lag al een
sleepboot met smart op ons te wachten en in ongeveer drie kwartier
bracht deze ons naar boord. De molenbaas met zijn trawanten was
reeds in touw en de gehele dag waren we aan zijn leiding toevertrouwd.
Het is altijd weer een imposant gezicht de emmers met klei of zand,
piepend en knarsend naar boven te zien trekken, en zich daar van hun
lading te zien ontdoen. Tot ons aller verbazing zagen we op een ge
geven moment een halve roeiboot op de emmers naar boven komen.
Voor de molenbaas, die meermalen zoiets aan de hand gehad heeft,
was dit echter niets bijzonders. Bij zo'n voorval leer je direct de optimisten
kennen. Deze dachten met overblijfselen van de Zilvervloot te doen te
hebben. Ik kan echter wel verklappen, dat niemand van deze vondst rijk
geworden is,
Dinsdag werd nogmaals gebaggerd, doch nu met afgestoken ladder, tot
een diepte van veertien meter. Na één bak volgedraaid te hebben, zorgde
de zandpomp er later voor, dat de opgebaggerde specie uit de stortruimte
weer overboord geperst werd.
De laatste dag van de beproeving was wel de mooiste. Er moest zestien
uur achtereen gevaren worden, hetgeen 's morgens om zeven uur een
aanvang nam. Keurig koerste de loods het schip door de Zeeuwse wateren,
het weer was kalm en de dag verstreek zonder enige narigheid, 's Avonds
om elf uur meerden we aan de Handelskade te Dordrecht en we konden
op een goed geslaagde proeftocht terugzien.
Laten we hopen dat dit baggervaartuig een goede ambassadeur in Chili
zal zijn, en de goede naam van de I.H.C. weer eer moge aandoen.
AS.
„Ingeniero Ruben Davila"