Het pensioen krijgt men bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd. Het is voor iedereen gelijk, waar hij ook woont of welke eigen inkomsten hij heeft. Verschil maakt alleen of men gehuwd is of ongehuwd: een echtpaar krijgt meer dan een ongehuwde, omdat er dan voor twee gezorgd moet worden in plaats van één. Wanneer van een echtpaar de man 65 jaar wordt, krijgt hij de uitkering, onverschillig hoe oud zijn vrouw is. Zou zij ouder zijn dan hij, dan moeten ze toch wachten totdat hij 65 jaar is geworden, voor de uitkering geschiedt. Wie op 1 januari a.s. al 65 jaar of ouder is, krijgt meteen de volledige uitkering. Het bedrag daarvan zal op 1 januari a.s. vermoedelijk bedragen 1404,voor een echtpaar, en 840,voor een ongehuwde. Maar zoals men weet, is de hoogte van het pensioen gekoppeld aan een index van de lonen. Het bedrag van de uitkering kan dus wijziging ondergaan. Gaan de lonen omhoog of omlaag, dan gaat ook het bedrag van het pensioen mee omhoog of omlaag, al kijkt men de situatie zoals de wet bepaalt in het algemeen een half jaar aan, alvorens veranderingen mogelijk zijn. In de wandeling spreekt men daarom van een „waardevast" of een „koopkrachtig" pensioen. Door deze koppeling delen de bejaarden in de grotere of mindere welvaart van het land, net als degenen die nog werken. De nieuwe regeling is, zoals gezegd, een verzekering met premiebetaling door de verzekerden, dat is dus de gehele bevolking van 15 tot 65 jaar. Wie een inkomen verdient, moet daarvan in beginsel premie betalen. De premie is voor de eerste 5 jaar vastgesteld op 6% van het inkomen (loon). Er is echter wel een grens gesteld aan het inkomen, waarover men premie moet betalen. In de wet staat staat als grens 6000,per jaar, maar dat bedrag kan direct per 1 januari 1957 anders worden gesteld. Men heeft deze grens namelijk ook gekoppeld aan de ontwikkeling van de lonen. Sedert de regering het ontwerp van wet indiende in juni 1955 en 6000,als grens voorstelde, is er op het gebied van de lonen het een en ander gebeurd. Men wil per 1 januari a.s. direct premie gaan heffen van het loon, zoals dat er op die dag uitziet. Daarom is de mogelijkheid in de wet geopend, van een hoger bedrag dan 6000,' premie te heffen. Men hoort op het ogenblik spreken over 6800,of 6900,en vermoedelijk zal de grens wel in die buurt komen te liggen. In beginsel moet iedereen premie betalen. Maar wie geen eigen inkomen heeft (zoals bijv. vele gehuwde vrouwen) behoeft dat niet te doen. Van de loontrekkenden wordt de premie door de werkgever ingehouden. Van de „zelfstandigen", de winkeliers en de bakkers, de doktoren en de marskramers, om een paar groepen te noemen, moet de premie echter via èen aanslagbiljet worden verkregen. Nu zijn er onder deze groepen mensen, die een zeer gering inkomen hebben en waarvan het de vraag is, of men de premie binnen krijgt. In ieder geval zou men wellicht meer kosten moeten maken om dat premiebedrag te innen dan men terug ontvangt. Daarom is besloten, van die mensen of in het geheel geen betaling te vragen, of slechts een gedeeltelijke premie. Zoals gezegd echter, geldt dat niet voor de loontrekkenden. Tot zover enkele van de belangrijkste bijzonderheden van de Algemene Ouderdomswet. Er zijn nog bijzondere kortingsbepalingen voor wie niet aan zijn premieverplichtingen voldoet en dus ook niet het volledige ouder- (0) 161

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Het Zeskant | 1956 | | pagina 13