ONTMOETING MET HET NIEUWE JAAR
kan zwelgen"; vrij vertaald Slokop". Maar in de volksmond is er door
de Surinaamse bosnegers van gemaakt: „Akanswarie".
Hierna nam Mevrouw Meyer het woord en bood, mede namens haar
echtgenoot, die in Paramaribo zit, aan de bemanning een radio-installatie
aan, met luidsprekers, te gebruiken zowel voor het werk, als voor ont
spanning van de bemanning.
Hierna was men nog enige tijd gezellig bijeen en werden verversingen
rondgediend.
Technische gegevens van de „Akanswarie" zijn:
Lengte 44 meter; breedte 11 meter; diepgang 3,5 meter. Het casco is
geheel gelast. In het schip worden geïnstalleerd: 1 12-cilinder Dieselmotor
van 3200 ipk voor aandrijving van de pomp en 16-cilinder Diesel
motor van 1200 ipk voor aandrijving van de generatoren.
Het is één van de krachtigste zuigers tot nu toe bij J. K. Smit gebouwd.
Ook de centrale lier is niet mis; deze heeft 7 trommels en weegt meer dan
85 ton. 2 spudpalen met een doorsnede van 1 meter en aan de voorzijde
van de ponton 2 ankergieken voor het uitzwaaien van de voorzij-ankers,
zullen het schip behulpzaam zijn bij het verwijderen van een deklaag, die
rust op de bauxiet-afzettingen, die de laatste jaren ontdekt zijn en door
de S.B.M. worden geëxploiteerd.
Voorjaar 1957 hoopt men het schip klaar te hebben, waarna het naar
Suriname zal worden gesleept. van Dam (J. 6 K. Smit)
Ik had slaap, verschrikkelijk slaap, maar ik zat op kantoor, dus deed ik
wanhopige pogingen mijn ogen open te houden.
Maar het was zo warm, want er mocht van de meisjes geen raam open,
dat het niet te harden was... En opeens, opeens was ik elders, ergens
boven in het luchtruim en stond ik voor een huis, een enorm groot huis,
badend in het volle zonlicht.
Plotsklaps ging de deur open en een oude rimpelige en gebogen vrouw
wenkte naar ons. Ik stelde me voor en zei, dat ik verdwaald was en
vroeg hoe het hier heette. „Ik ben 1956", zei het besje, „de moeder van
1957. U komt zeker voor mijn dochter?". En voordat ik iets had kunnen
zeggen, draaide ze zich om en ging me voor naar binnen. Ze opende
een deur en daar stond ik oog in oog met het liefste meisje, dat ik ooit
gezien heb. „U komt zeker van de krant", zei ze met zo'n lief stemmetje,
dat er een rilling over mijn rug liep.
Ik maakte dadelijk van de nood een deugd en zei. dat ze het goed had
geraden en of ik haar enige vragen mocht stellen?
„Ja zeker, meneer", lispelde ze, „doch gaat U toch zitten, hier naast
me op de sofa is nog plaats."
Verlegen, als ik ben, zette ik me op het uiterste puntje. „Juffrouw, eh,
wat was Uw eerste indruk toen U hier aankwam?'
„Dat de mensen me al meteen de stuipjes op het lijf wilden jagen met
dat vuurwerk", snapte ze. „En, eh, waaraan ergert U zich het meestT'.
„Aan dat verschrikkelijke lawaai dat ze op aarde maken, niet om aan te horen".
„Wat zijn Uw liefhebberijen?" „De mensen leren van elkander te houden".
„En wat is Uw liefste wens?"
Hierop sloeg ze de ogen neer en begon verschrikkelijk te blozen.
En net toen ik iets dichter naar haar schoof, schrok ik eensklaps wakker
van een barse stem. Het was mijn chef! Weg droom, weg illusie!
H. B. (IHC)
6
(Vervolg Alg. gedeelte op pagina 7)