(Vervolg Algemeen Gedeelte) electrische energie nodig, twee ton aluminium zout en één ton aan kool electroden.) In 1907 ging de Pittsburgh Reduction Company een fusie aan met een Canadese maatschappij en werd de naam veranderd in Aluminium Com pany of America, beter bekend onder de afkorting Alcoa. Deze Alcoa is uitgegroeid tot een machtig concern, dat binnen en buiten de U.S.A. diverse mijnbedrijven bezit, electrische centrales, spoorwegen, scheepvaartlijnen, fabrieken voor koolelectroden en chemische producten, walswerken etc. Aanvankelijk betrok Alcoa zijn grondstof uit de bauxietmijnen in de Amerikaanse Staten Arkansas en Georgia. Toen na 1910 de vraag naar aluminium sterk toenam en daarmee ook het verbruik van bauxiet, vonden de Amerikanen het raadzamer, hun eigen mijnen niet te veel uit te putten. De vele schepen, die graan naar Europa brachten, namen als ballastladingen bauxiet uit Zuid-Frankrijk en Dalmatië naar de U.S.A. mee terug, waardoor het Europese bauxiet in de U.S.A. nog goedkoper was dan het Amerikaanse. De oorlog 19141918 zette echter alle import van Europese bauxiet stop en deed aan de andere kant de vraag naar aluminium sterk toenemen. Nu was het bekend, dat in Suriname bauxiet gevonden was. Het verhaal gaat nh, dat de stad Paramaribo in de negentiger jaren gebrek had aan verhardingsmateriaal voor zijn straten. De genie kreeg daarom opdracht, om twee steenheuvels op 26 km afstand van Paramaribo te laten springen en het losgewerkte materiaal naar de stad te brengen voor de bestrating. Toen in 1898 de geoloog en steenkundige G. C. Dubois voor een erts- onderzoek in Suriname kwam, vermoedde hij dat het bauxiet was en stuurde hij enkele stenen op naar Europa voor onderzoek. Bij deze analyse kwam vast te staan, dat het inderdaad bauxiet was en wel met een hoog percentage aluminiumoxyde. Door de afgelegen ligging van Suriname was echter de economische waarde toentertijd nihil. Door het stopzetten van de bauxietimporten uit Europa moesten de Ame rikanen naar andere vindplaatsen uitzien. Of zij op de hoogte waren van de publicaties van Dubois of anderszins op de hoogte gekomen waren van de aanwezigheid van bauxietlagen in Suriname is niet bekend. Een feit is echter, dat in 1915 twee Amerikanen arriveerden op zoek naar bauxiet. In 1916 stichtte Alcoa de Surinaamsche Bauxite Maatschappij N.V. met een kapitaal van 1 miljoen gulden. Een tegenvaller voor de Alcoa en de S.B.M. was, dat Suriname nog geen bauxietwetgeving bezat, weshalve de export van monsterzendingen bauxiet verboden werd. Ook door andere oorzaken werd de hele ont wikkeling belangrijk vertraagd en pas zes jaar na de oprichting van de S.B.M. konden de eerste monsterverschepingen naar de U.S.A. plaats vinden. Inmiddels had een geologisch onderzoek aangetoond, dat er twee centra van bauxietafzettingen in de Surinaamsche laagvlakte zijn: het ene centrum aan de Surinamerivier boven Paramaribo, het andere aan de Boven Cottica rivier in het Noord-Oosten (Moengo). Besloten werd tot de oprichting van twee gescheiden bauxiet fabrieken in ieder centrum één. In 1926 werd in Moengo een installatie gebouwd voor het breken, wassen, drogen en opslaan van bauxiet. Om de transportkosten te drukken werd besloten zeeschoeners geheel tot Moengo te laten doorvaren, waarbij zij het laatste stuk achterwaarts de rivier moesten worden opgesleept, omdat er bij Moengo geen ruimte was, om te keren. Dit werd later ook met 21

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Het Zeskant | 1957 | | pagina 25