„Dank u wel, meneer Van Dam"
oftewel
EEN KLEIN BEETJE GENOEGLIJKHEID ZONDER MOEITE
Op een fabriekskantoor in een stad in het Westen des lands gebeurde
nog niet zo lang geleden het volgende:
Een jongedame, laten we haar hier maar juffrouw De Wit noemen, had
wat moeilijkheden met haar schrijfmachine. Het ding vertikte het te tikken,
de monteur werd opgebeld en de machine werd terzijde geschoven. Juffrouw
De Wit had echter nogal wat haastwerk en zag dat vijf bureau's van haar
vandaan een jongeman, die we voor deze gelegenheid Van Dam dopen,
zijn schrijfmachine niet gebruikte. Hij zat een stapel facturen te
collationneren.
Juffrouw De Wit liep naar meneer Van Dam toe.
Zeg, Van Dam, heb jij je machine vanmorgen nog nodig?
Neen, dat denk ik niet, antwoordde Van Dam. Dit karweitje houdt me
nog wel tot een uur of drie bezig.
Mag ik jouw machine zo lang gebruiken? De mijne is defect.
Maar natuurlijk, zei Van Dam.
Hij stond op, nam zijn machine en droeg die naar het bureau van juffrouw
De Wit.
Dank je wel, zei die, met een lief lachje.
Toen Van Dam, blij met dat lieve lachje, terugliep naar zijn stoel, fluisterde
Klaassen, zijn collega, hem toe:
Uitslover!
En later, in de koffiepauze, ontspon zich naar aanleiding van die opmerking
een heel gesprek, waaraan ook nog andere collega's deelnamen.
Klaassen, de man die „Uitslover" had gezegd, vond dit:
Vrouw-en en mannen zijn in onze samenleving gelijk. Vrouwen doen
tegenwoordig bijna al het werk, dat mannen ook doen, vrouwen helpen
mee het land te regeren, vrouwen verdienen soms nog meer dan mannen.
In het maatschappelijk leven willen de vrouwen o zo graag haantje de
voorste, of liever: hennetje de voorste zijn. Als zij alles zo goed weten en
kunnen en kennen, als zij daar zo prat op gaan, dan behoef ik als man
ook niet meer de ridderlijke beschermer te zijn die vroeger de man wel
moest wezen in de samenleving.
(0) 53