De 206" klaar voor de reis naar Venezuela.
goeddeels van de zee is afgesloten; de enige toegang tot deze baai is door
een kanaal van 100 m breed en 12 m diep. Om deze baai liggen verschil
lende kaden met werkplaatsen, opslagplaatsen enz., ook liggen er enkele
eilandjes in de baai.
In 1954 besloot de regering van Venezuela een eerste droogdok in
de baai te laten maken. Daarvoor moest er in de baai, landwaarts in,
en dwars door een eilandje heen, een kanaal van 125 m breed,
12 m diep en 2000 m lang gegraven worden; vervolgens een wijde kom
met een straal van 200 meter, waarin de schepen gemakkelijk voor en na
het dokken kunnen draaien en keren, en dan tenslotte het droogdok no. 1
zelf.
Alleen al voor het kanaal moet ongeveer 8.000.000 m3 zand, klei en rots
gebaggerd worden.
Het dok wordt 232 m lang, 34 m/28 m breed en 12 m diep. De plaats er
voor ligt in een rotsachtige zone; ze is daar uitgekozen, omdat deze bodem
veel meer stevigheid voor het dok geeft dan welk bouwmateriaal ook,
terwijl uiteindelijk de kosten nu ook lager zullen zijn. De bedoeling is dat
oorlogsschepen, vrachtschepen, tankers e.d. er gedokt kunnen worden.
Een tankboot van 30.000 ton zal er betrekkelijk gemakkelijk droog gezet
en gerepareerd kunnen worden.
De toegang tot het dok kan worden afgesloten door een drijvende deur.
Als deze op haar plaats is ge
bracht wordt ze gedeeltelijk met
water gevuld, zodat de deur
rechtop komt te staan. Zodra
men het dok gaat leegpompen,
drukt het zeewater de deur stijf
dicht tegen de dokwanden. Om
gekeerd als een gedokt schip klaar
is, wordt het zeewater door
grote afsluiters in het dok toege
laten en na verloop van tijd gaat
de dokdeur vanzelf drijven. Zon
der ballast weegt de dokdeur
243.000 kg; voor ballast heeft men
218 ton water nodig. Dit gevaarte
Hier komt Droogdok No.
Droogdok No.
134