<:Uakantie wEËmém Zo langzamerhand begint het weer vakantietijd te worden. Vakantie, dat betekent: er eens uittrekken. Waarheen? Dat hindert niet, als we maar eens los komen van de dagelijkse omgeving. We willen eens wat anders zien; we willen er eens echt „uit" zijn! Voor de een is dat gemakkelijker dan voor de ander. De vrijgezel kan zich misschien een reisje naar het buitenland permiteren; de man met een groot gezin zal wellicht al heel blij zijn als hij ergens niet te duur een huisje aan zee kan huren. Maar hoe dit ook zij, we willen allemaal eens een keer weg uit de stad en de natuur in, of dat nu de zee is, de hei of de bossen. Maar als we er dan op uittrekken en 's morgens vroeg op pad gaan, is het niet leuk als we om 12 of 1 uur weer thuis moeten zijn voor het eten. Wat? Naar huis om te eten? Niks hoor, we nemen boterhammen mee en een paar hard gekookte eieren en een paar bananen en een fles met koffie of thee. En dan gaan we op pad. Zijn we wat moe geworden en vinden we ergens een mooi plekje, dan strijken we daar neer om de inwendige mens te versterken. De buitenlucht maakt hongerig en de meegenomen fourage wil er best in. We happen met graagte in de boterhammen en de eieren, voorzien van wat in een papiertje meegenomen zout, zijn zó verdwenen. Dan nog de bananen er achteraan en we zijn weer fit voor de middag wandeling. We gaan weer opstappen. Een uurtje later komen er op de plek, waar we gezeten hebben, twee wandelaars. De een houdt zijn pas in, legt zijn hand op de arm van zijn metgezel en zegt: „Kijk, daar heeft er een gelopen". „Een wat? vraagt de ander. Dan komt het antwoord: „Een bosvarken". Een bosvarken? Nooit van gehoord! Wat is dat? Een bosvarken is geen dier, maar een mens en wel iemand, die op de plaats in de natuur, waar hij gerust en gegeten heeft, een zwijneboel achterlaat, zoals papieren, eier schalen, vruchtenschillen, lege blikjes enz. (0) 41

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Het Zeskant | 1958 | | pagina 7