zit wèl in deze club. Duitsland maakte er aanvankelijk geen deel van
uit, maar is nu wel lid. Aardrijkskundig ligt het dus hier anders dan bij
de Zes en de Vijftien.
Organisatorisch ligt het hier trouwens óók anders. Er is een uitvoerende
macht met aan de top de Noord-Atlantische Raad, die formeel bestaat
uit de ministers van landsverdediging der deelnemende landen, maar die
komen maar zelden bij elkaar. Hun plaatsvervangers zijn ambassadeurs
en gezanten, die te Parijs zijn gevestigd. Er is een secretariaat-generaal
ten dienste van deze Raad, maar er is geen wetgevende macht en geen
rechtsprekende. Alles wordt hier gedaan langs ambtelijke en militaire
lijnen.
Hetzelfde geldt min of meer voor de Organisatie voor Europese Econo
mische Samenwerking, opgericht ter verdeling van de Marshallhulp, maar
in stand gehouden voor economisch overleg. De Verenigde Staten en
Canada zijn hier geen lid van, maar hun vertegenwoordigers hebben het
recht de topvergaderingen bij te wonen. Lid zijn alle leden van de Raad
van Europa, maar ook Portugal en ook Zwitserland. Zelfs Triest is er
lid van geweest zolang dat een zelfstandige staat is geweest. De bestuurs
vorm is ongeveer gelijk aan die van de N.A.V.O., zij het dan iets een
voudiger. En natuurlijk zijn het hier de ministers van economische zaken,
die formeel aan het hoofd staan.
De O.E.E S. is op het ogenblik niet zo erg belangrijk meer, omdat er
weinig Marshall-geld meer te verdelen valt. Maar overbodig is zij niet
geworden. De Europese Betalings-Unie bijv. is er een kind van en wordt
geleid door het bestuur van de O.E.E.S. En het is ook de O.E.E.S. die
op het ogenblik nagaat of het Engelse denkbeeld tot instelling van een
Vrijhandelszone uitvoerbaar is. Mocht het denkbeeld uitvoerbaar zijn en
wordt het omgezet in een verdrag, dan zou het kunnen gebeuren, dat het
bestuur van dit lichaam de uitvoerende macht wordt van de Vrijhandels
zone. Tegen die tijd zal ook deze organisatie moeten verhuizen naar de
Europese hoofdstad.
Overziet men het geheel, dan onderscheidt men in de ontwikkeling van
de Europese eenheid twee lijnen: de supranationale en parlementair poli
tieke, die over Straatsburg, Luxemburg en Brussel loopt, benevens de
intergouvernementele en ambtelijk-deskundige, die te Parijs ontspringt en
naar Amerika wijst. De eerste is verreweg de meest levensvatbare, omdat
zij op meer dan alleen maar afweer en doelmatigheid berust. Er worden
schuchtere pogingen gedaan om een parlementair lichaam te stichten als
tegenspeler van de bestuursorganen van de N.A.V.O. en de O.E.E.S.,
maar de gedachte van een Atlantische Gemeenschap boven de Europese
is nog te jong om aan te slaan.
In de praktijk is er nog niet iets uit gegroeid, dat men bijzonder waardevol
zou kunnen noemen. De ontwikkeling op dit punt moet worden afgewacht.
(0) 43