Een proefstand in het MTI. Bij een beproeving zijn steeds één of meer mensen van het MTI aanwezig een rol. De cavitatie bevordert de slijtage en benadeelt de capaciteit van de pomp. Alles hangt met alles samen en het laboratorium tracht inzicht in deze samenhang te verwerven. De in de loop der jaren verkregen cijfers maken het de IHC mogelijk met behoorlijke zekerheid het gedrag van een pomp in de praktijk te voorspellen. De op basis van deze inzichten gebouw de pompen verzetten inderdaad meer en gaan langer mee dan oudere typen. Het werk in het MTI bestaat uit het verrichten van waarnemingen, soms visueel of fotografisch, maar meestal in de vorm van metingen. Een groot gedeelte van het succes van technisch speurwerk hangt af van de weten schap wat en waar men meten moet. In hoofdzaak gaat het om mano- metrische opvoerhoogte, druk en doorstroomsnelheid in leidingen, hoeveel heden verzet zand en water, toerentallen, snelheden, percentages grond in baggerspecie gemeten naar volume en/of gewicht. Om de in het labo ratorium met modellen op verkleinde schaal verkregen gegevens in de praktijk bruikbaar te maken moeten ze met gebruikmaking van model wetten worden herleid. Door bepaalde proeven op film vast te leggen kan men dezelfde ver schijnselen vele malen waarnemen, zodat kleinigheden die aan het oog aanvankelijk ontsnappen, later toch worden opgemerkt. Met behulp van stroboscopische belichting kan men een draaiende pompwaaier ogenschijn lijk doen stilstaan, zodat de wervelingen in de baggerspecie goed zichtbaar worden. Zo wordt het menselijk oog geholpen. Om slijtage-vastheid van verschillende materialen te beoordelen kan men een pompwaaier samenstellen met bladen van verschillend materiaal. Mits men van een blad de kwaliteit kent, kan men de relatieve slijtvastheid van de andere materialen afleiden uit de slijtage, die optreedt na enkele tien tallen uren draaien. De vorm van een pompwaaier of van een snijkop heeft grote invloed op de doeltreffendheid, waarmee de constructie werkt. Het MTI heeft tal loze vormen van snijkoppen geprobeerd, zowel normale als zeer bizarre vormen. In het laboratorium is het van evenveel belang te weten waarom een bepaalde constructie goed werkt, als waarom een andere niet werkt. De uitkomsten, die men verkrijgt, zijn steeds leerzaam en dragen er in hoge mate toe bij, dat missers in de praktijk vermeden kunnen worden. De cliënten van de IHC profiteren daarvan en dat is de opzet van het laboratorium. N. O. (I.H.C.) 81

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Het Zeskant | 1958 | | pagina 17