om onze bunkervoorraad aan te vullen, aangezien we nog 2000 mijl van
de 3200 mijl moeten afleggen.
Dezelfde dag vertrekken we weer en duiken buitengaats al gelijk weer
in een brandende zee. Als we om de Oost stomen is het ergste geleden
en krijgen we de wind weer gunstig van achter. Na enige dagen varen
wordt het weer gaande weg beter en zonniger en begint het een plezier
reis te worden.
Intussen wordt alles opgeknapt zoals verven en schoonmaken.
We zien er feestelijk uit als we op de 19de maart in de nog prille morgen
zon Port Said naderen.
De mooie schone vlaggen doen het goed; ze wapperen zo rustig in de
voorjaarswind. Aan de Hollandse driekleur aan de vlaggestok is daar
evenwel geen lang bestaan meer beschoren, want al rap wordt ze door
aan boord gekomen Egyptenaren vervangen door hun eigen vlag.
Het Suezkanaal opvarende ontmoeten we de „CHADID" (CO. 334).
We begroeten hem met onze luchtfluit. Ook de QIRSH'' (CO. 184) is
weer varende zien we; dus zijn ze allebei hun tijdelijke onderzeeboot
manieren weer te boven gekomen.
Te Port Fouad staan al direct een heel leger hoge en lage ambtenaren
klaar om de nieuwe aanwinst over te nemen. In de namiddag maken we
dan nog een officieel tochtje door het Suezkanaal met hoge heren uit
Ismailia aan boord.
Als dit ten einde is, keert rust en vrede aan boord weer terug en gaan
we enige dagen uitblazen.
3200 zeemijlen zijn zonder ook maar enige pech afgelegd onder de be
kwame leiding van de zeer kundige zeelieden van Gebr. Wijsmuller.
Maar ook een compliment voor allen die dit keurige scheepje gemaakt
hebben.
T. M. V. L.S.Z.
De „Morgan" in Port Said aan de kade en op karwei.